ECLI:NL:GHAMS:2022:801

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
23-000753-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling op grond van noodweer na een woordenwisseling en poging tot slaan

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling van de benadeelde partij, die op 3 augustus 2019 in Purmerend een woordenwisseling met de verdachte had. De verdachte gaf aan dat hij zijn telefoon niet wilde afgeven, waarna de benadeelde partij een slaande beweging naar de verdachte maakte. De verdachte reageerde hierop door de benadeelde partij een klap in het gezicht te geven. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, inclusief de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging door de raadsman van de verdachte.

Het hof oordeelde dat de aanval van de benadeelde partij een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding was, waardoor de verdachte zich mocht verweren. Het hof concludeerde dat de klap die de verdachte gaf een noodzakelijke en proportionele verdedigingshandeling was, en dat de verdachte zich terecht op noodweer kon beroepen. Hierdoor was niet voldaan aan de wederrechtelijkheid van de tenlastegelegde mishandeling, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de mishandeling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, waarbij beide partijen hun eigen kosten dienden te dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000753-20
datum uitspraak: 10 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-197043-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 maart 2021 en 24 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 augustus 2019 te Purmerend [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] (met een vuist) in het gezicht te slaan/stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Feiten en omstandigheden
De verdachte bevond zich op 3 augustus 2019 samen met [naam 1] en [naam 2] in het park [park] te Purmerend. Aldaar heeft [naam 1] een gesprek met de aangever [benadeelde] gevoerd, terwijl de verdachte en [naam 2] verderop op een bankje zaten. Na het gesprek is [benadeelde] in de richting van de verdachte gegaan, waarna tussen beiden een woordenwisseling plaatsvond en [benadeelde] de telefoon van de verdachte eiste. Nadat de verdachte tegen [benadeelde] had gezegd dat hij zijn telefoon niet wilde geven, probeerde [benadeelde] de verdachte te slaan, waarna de verdachte [benadeelde] eenmaal in het gezicht heeft geslagen.
Noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet sprake zijn van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Daarbij moet het handelen geboden zijn door de noodzakelijke verdediging, en dus verdedigend zijn en niet aanvallend.
De door [benadeelde] ingezette aanval is naar het oordeel van het hof een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, waartegen deze zich heeft mogen verweren. De verdachte heeft als directe reactie op de slaande beweging door [benadeelde], deze een klap in het gezicht gegeven. Het hof is, met de raadsman, van oordeel dat het geven van de klap in het gezicht van [benadeelde] een noodzakelijke, verdedigende gedraging is geweest, die in haar aard en als directe reactie op de poging tot het geven van een klap niet disproportioneel was. Dit brengt met zich dat de verdachte zich met vrucht kan beroepen op noodweer, waardoor niet is voldaan aan de wederrechtelijkheid van de tenlastegelegde mishandeling. Dat betekent dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem is tenlastegelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 maart 2022.
mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.