Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015, die het gevolg was van huiselijk geweld en de impact daarvan op zijn ontwikkeling. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had de beschikking van de kinderrechter van 21 mei 2021 aangevochten, waarin de minderjarige onder toezicht was gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) vanwege zorgen over zijn ontwikkeling. De moeder voerde aan dat er geen gronden voor de ondertoezichtstelling bestonden, en dat de situatie van de minderjarige inmiddels verbeterd was. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de rol van de vader, die gewelddadig was geweest en niet aanwezig was tijdens de zitting. De raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben hun zorgen geuit over de identiteitsontwikkeling van de minderjarige en de noodzaak van begeleiding. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk was, gezien de verbeterde situatie en de bereidheid van de moeder om mee te werken aan contactherstel tussen de minderjarige en de vader. De beschikking van de kinderrechter werd gedeeltelijk bekrachtigd en gedeeltelijk vernietigd, waarbij de ondertoezichtstelling werd opgeheven met ingang van 11 januari 2022.