ECLI:NL:GHAMS:2022:762
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aftrek specifieke zorgkosten en weekenduitgaven voor gehandicapten met beroep op vertrouwensbeginsel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, waarin de afwijzing van de aftrek van specifieke zorgkosten en weekenduitgaven voor gehandicapten aan de orde is. Belanghebbende had voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen, waarbij de Inspecteur de persoonsgebonden aftrek had gecorrigeerd. Belanghebbende stelde dat de aftrek in voorgaande jaren na bezwaar was geaccepteerd en beriep zich op het vertrouwensbeginsel. De Rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, en belanghebbende ging in hoger beroep.
Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er recht bestond op de gevraagde aftrekken. Het Hof stelde vast dat, hoewel de aftrekposten in eerdere jaren waren geaccepteerd, dit niet betekende dat er in het onderhavige jaar automatisch recht op aftrek bestond. De Inspecteur had de aftrekposten gemotiveerd betwist en belanghebbende had niet de benodigde bewijsstukken overgelegd om de omvang van de kosten aannemelijk te maken. Het Hof concludeerde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat er geen sprake was van een bewust ingenomen standpunt door de Inspecteur dat het vertrouwen van belanghebbende rechtvaardigde. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en wees het hoger beroep af.