In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag over een minderjarige, omgangsregelingen en de vaststelling van kinderalimentatie na de echtscheiding van een Pools echtpaar. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om het gezamenlijk gezag te handhaven en een omgangsregeling te treffen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en heeft een verzoek tot kinderalimentatie ingediend. De rechtbank Noord-Holland heeft op 6 januari 2021 een beschikking gegeven waarin het gezamenlijk gezag is beëindigd en de vrouw alleen het gezag over de minderjarige heeft gekregen. De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 november 2021 is gebleken dat de man sinds december 2019 in Polen woont en dat de minderjarige bij de vrouw woont. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende basis is voor gezamenlijk gezag, gezien de gebrekkige communicatie tussen de ouders en het belang van de minderjarige. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en bepaald dat de vrouw alleen het gezag over de minderjarige heeft.
Wat betreft de omgangsregeling heeft het hof geoordeeld dat, gezien de afstand en de huidige situatie, het niet in het belang van de minderjarige is om een omgangsregeling vast te stellen. De man heeft verzocht om kinderalimentatie van € 25,- per maand, wat het hof heeft toegewezen, met inachtneming van de draagkracht van beide ouders. De man is niet langer onderhoudsplichtig voor een andere minderjarige, wat zijn draagkracht beïnvloedt. De vrouw is gehouden om de door de man teveel betaalde kinderalimentatie niet terug te betalen, omdat deze noodzakelijkerwijs is verbruikt voor de minderjarige.