Uit het NIFP-rapport van drs. F.M. Klein Wassink, gz-psycholoog, van 10 februari 2020 volgt onder meer dat [kind 1] de eerste twee jaar van zijn leven een ernstige ontwikkelingsachterstand heeft opgelopen in taal, motoriek en groei. In die periode is hij ernstig tekort gekomen in verzorging, affectie, stimulans en voorziening in basale behoeften. Er is sprake van onveilige gehechtheid en vroegkinderlijk trauma. Dit gaat gepaard met angst, onzekerheid en passiviteit (collaps) bij [kind 1] . Hij groeide op bij ouders die het goed bedoelden en hielden van hun kind, maar onmachtig waren een klein kind te verzorgen en op te voeden. Als baby kon hij niet anders dan passief wachten tot hij eten kreeg, verschoond werd of uit bed werd gehaald; en vooral geen overlast veroorzaken. Dit patroon heeft hij nu nog: wachten tot iemand hem aandacht geeft of helpt. [kind 1] maakt geen onderscheid in relaties en heeft een onwaarschijnlijk groot aanpassingsvermogen. [kind 1] is constant waakzaam wat er gaat gebeuren, schat de ander voortdurend in, wil onopvallend zijn en heeft behoefte aan controle, vooral in zijn spel. [kind 1] kan zich plotseling terugtrekken, in elkaar zakken en weglopen als hij bijvoorbeeld voor zijn gevoel een correctie krijgt. Dit is een reactie op trauma en een uiting van gevoelens van onveiligheid.
Na plaatsing in het pleeggezin heeft [kind 1] deze ontwikkelingsachterstanden voor een deel ingelopen. Het gedragsbeeld van [kind 1] is op dit moment niet zorgelijk.
Bij de moeder is volgens het NIFP-rapport sprake van een verstandelijke beperking (harmonieus profiel: verstandelijke beperking op alle gebieden). Zij mist overzicht, heeft geringe verbale vaardigheden die ze weet te maskeren met algemene uitspraken en aangeleerde uitspraken. Het vermogen om praktische informatie te begrijpen en problemen op te lossen is gering. De moeder heeft een eigen kijk op de wereld, haar capaciteiten en mogelijkheden. Acceptatie van haar handicaps ontbreekt evenals inzicht in eigen kunnen en eigen aandeel in problemen. De moeder is wantrouwend naar de buitenwereld. Zij is van goede wil, maar vaardigheden ontbreken.
Bij de vader is sprake van een stoornis in het autistische spectrum. Hij heeft geen verstandelijke beperking. Deze informatieverwerkingsstoornis maakt dat de vader moeite heeft in het sociaal verkeer en met het omgaan met prikkels. Hij accepteert zijn beperkingen niet. Hij heeft een dwingende persoonlijkheidsstructuur en kan moeilijk sociale contacten aangaan en onderhouden.
De problematiek van de ouders beperkt hun pedagogische en affectieve vaardigheden in ernstige mate. De hechtingsproblemen en vroegkinderlijk trauma bij [kind 1] vragen meer stabiliteit en continue veiligheid dan de ouders kunnen bieden. Naarmate [kind 1] ouder wordt zal zijn behoefte hieraan toenemen. Dit vraagt meer vooruitzien en responsiviteit dan de ouders kunnen bieden. Voor [kind 1] is responsiviteit, stabiliteit, rust en het niet hebben van spanning van beide ouders van het grootste belang gezien zijn onveilige gehechtheidspatroon en de volgende fase in zijn leven, waar het sociaal/emotionele aspect op school naast het leren belangrijk wordt. De deskundige heeft in het NIFP-rapport geadviseerd [kind 1] in het pleeggezin te laten wonen en hem daar te laten opgroeien. De ouders hebben niet het vermogen, niet apart en niet samen, responsief te zijn. Deze responsiviteit is hen met alle verleende hulp niet aangeleerd en zal ook niet aan te leren zijn. Zij missen daarin, vanwege eigen problematiek, de emotionele gevoeligheid/antenne voor wat nodig is voor [kind 1] en ze kunnen niet de dagelijkse opvoeding (dag en nacht) realiseren.