ECLI:NL:GHAMS:2022:724

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
23-001012-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag van beginnend bestuurder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een beginnend bestuurder, was betrokken bij een verkeersongeval op 31 augustus 2019 te Amstelveen, waarbij een bromfietser, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder meerdere breuken in zijn bekken. De verdachte reed met een snelheid van 55 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 30 kilometer per uur was, terwijl er wegwerkzaamheden plaatsvonden en de weg vochtig was. Het hof oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam had gedragen, wat leidde tot het ongeval. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet door een rood verkeerslicht was gereden, maar het hof concludeerde op basis van het procesdossier dat de verkeerslichten correct functioneerden en dat de verdachte door rood licht was gereden. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een geldboete op van € 1.000,00, subsidiair twintig dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden. De verdachte werd schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit, terwijl hij van andere tenlasteleggingen werd vrijgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001012-21
datum uitspraak: 8 maart 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-051467-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Oranjebaan, zich zodanig, te weten, zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere breuken van zijn bekken, werd toegebracht, in elk geval zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Oranjebaan, komende uit de richting van de Burgemeester Stramanweg en gaande in de richting van de Burgemeester Boersweg,
- terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
- terwijl de weg vochtig was,
- terwijl verdachte reed met een snelheid die (veel) hoger was dan de ter plaatste toegestane snelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een snelheid die (veel) te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
- terwijl er ter plaatse wegwerkzaamheden waren,
verdachte is niet gestopt, althans niet blijven stilstaan voor een in zijn (rij)richting gekeerd en/of voor het in zijn verkeer geldend rood uitstralend verkeerslicht,
verdachte heeft niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of heeft niet, althans niet tijdig en/of voldoende, af kunnen remmen,
verdachte is (vervolgens) tegen een bromfietser, te weten voornoemde [slachtoffer], die bij groen licht de Oranjebaan was opgereden, aangereden en/of aangebotst
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] voren omschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiairhij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Oranjebaan, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd bestaande dat gedrag hieruit,
verdachte heeft gereden over de Oranjebaan, komende uit de richting van de Burgemeester Stramanweg en gaande in de richting van de Burgemeester Boersweg,
- terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
- terwijl de weg vochtig was,
- terwijl verdachte reed met een snelheid die (veel) hoger was dan de ter plaatste toegestane snelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een snelheid die (veel) te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
- terwijl er ter plaatse wegwerkzaamheden waren,
verdachte is niet gestopt, althans niet blijven stilstaan voor een in zijn (rij)richting gekeerd en/of voor het in zijn verkeer geldend rood uitstralend verkeerslicht,
verdachte heeft niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of heeft niet, althans niet tijdig en/of voldoende, af kunnen remmen,
verdachte is (vervolgens) tegen een bromfietser, zijnde voornoemde [slachtoffer], die bij groen licht de Oranjebaan was opgereden, aangereden en/of aangebotst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring en anders beslist ten aanzien van de strafoplegging.

Bewijsoverweging

Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het beschikbare materiaal niet de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte door een rood verkeerslicht is gereden. Er kan niet worden vastgesteld dat de verkeerslichten juist functioneerden, waardoor eveneens niet kan worden vastgesteld dat de verdachte door het rode verkeerslicht is gereden. Wel heeft de verdachte te hard gereden, was er ter plaatse sprake van wegwerkzaamheden en was de verdachte beginnend bestuurder. Deze omstandigheden zijn evenwel niet van voldoende gewicht om te concluderen dat bij de verdachte sprake is geweest van zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend dan wel onachtzaam rijgedrag.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep staat het volgende vast.
Op 31 augustus 2019 heeft op de kruising van de Oranjebaan met de Amstelslag te Amstelveen een verkeersongeval plaatsgevonden. Ter plaatse waren bijzondere verkeersmaatregelen van kracht vanwege wegwerkzaamheden, waardoor de maximale toegestane snelheid 30 kilometer bedroeg. De verdachte heeft verklaard dat hij met een snelheid van 55 kilometer over de kruising reed en dat hij vlak voor de kruising bezig was met opschakelen en daarom het zicht had op zijn toerenteller en versnellingspook. Na het passeren van het verkeerslicht is de verdachte nog ongeveer 70 meter doorgereden en heeft hij de van rechts komende [slachtoffer] die, nadat hij een voor hem geldend groen licht kreeg optrok, aangereden.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat in zijn algemeenheid niet kan worden gesteld dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Verschillende factoren zijn van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Voor schuld is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht.
In het proces-verbaal Onderzoek plaats ongeval (VOA-analyse) hebben de verbalisanten verklaard dat zij hebben geconstateerd dat tijdens het onderzoek op het ongevalskruispunt, kort nadat het verkeersongeval had plaatsgevonden, de verkeerslichten voor de relevante richtingen zonder storingen functioneerden. In het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2020 staat omschreven dat de betreffende verbalisanten kort na het verkeersongeval onderzoek hebben gedaan naar het functioneren van de verkeerslichten en dat is geconcludeerd dat beide verkeerslichten (te weten: het verkeerslicht geldend voor de rijrichting van de verdachte en het verkeerslicht geldend voor de rijrichting van [slachtoffer]) volledig conflicterend waren en dus niet gelijktijdig op groen licht hebben kunnen staan. Anders dan de raadsman ingang heeft doen willen vinden, doet hieraan niet af de omstandigheid dat er geen ‘conflictmatrix’ voorhanden was omdat het een tijdelijke verkeersregelinstallatie (VRI) betrof.
Op grond van die bevindingen stelt het hof vast dat het de verdachte is geweest die door rood licht is gereden.
Voorts stelt het hof vast dat de verdachte te hard heeft gereden, terwijl sprake was van wegwerkzaamheden en beperkt zicht. Nadat de verdachte door rood verkeerslicht is gereden heeft hij nog een lang stuk doorgereden voordat hij [slachtoffer] geen voorrang verleende en hem heeft aangereden. De verdachte heeft verklaard dat hij de aangever voor het eerst zag op het moment dat hij hem raakte, hij heeft dan ook niet geremd en is niet uitgeweken. De verdachte is dus frontaal en met volle snelheid op [slachtoffer] ingereden. De verdachte heeft hiermee een gevaarlijke verkeerssituatie doen ontstaan. Het hof is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte zijn blik onvoldoende op de weg heeft gehad.
Zwaar lichamelijk letsel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, gelijk de rechtbank, zal oordelen dat het door de verdachte bij [slachtoffer] veroorzaakte letsel
nietdient te worden aangemerkt als
zwaarlichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft eveneens bepleit dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel omdat [slachtoffer] binnen een maand heeft kunnen herstellen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of het door de verdachte bij [slachtoffer] veroorzaakte letsel voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als ‘zwaar lichamelijk letsel’ (als bedoeld in artikel 82 Sr) te kunnen worden aangeduid. Bij de beantwoording van die vraag kunnen verschillende factoren worden betrokken, zoals bijvoorbeeld de aard van het letsel, wat de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen is en of er uitzicht is op herstel. Ook van belang kan zijn in hoeverre tijdens de periode van herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat de verdachte na het ongeval veel pijn heeft gehad en met de ambulance naar het ziekenhuis is gebracht, alwaar hij een nacht heeft verbleven. Na onderzoek is gebleken dat er ten gevolge van de aanrijding
meerdere breuken in zijn bekkenzijn ontstaan. [slachtoffer] heeft na het ongeluk drie weken in bed gelegen en zijn orthopeed heeft het herstel destijds op twee maanden geschat. Een kleine zes weken na het ongeval heeft [slachtoffer] aan de politie verklaard dat hij niet meer kan sporten en rennen, maar dat dit in de toekomst wel weer kan.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden oordeelt het hof, anders dan de advocaat-generaal en de verdediging, dat het door de verdachte bij [slachtoffer] veroorzaakte letsel zodanig ernstig is dat dit moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, waarbij het hof met name de aard van het letsel, te weten: meerdere breuken in de bekken, van [slachtoffer] belang acht.
Schuld
Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verdachte zich met zijn rijgedrag, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen. Er heeft aldus een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsgevonden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 augustus 2019 te Amstelveen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Oranjebaan, zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere breuken van zijn bekken, werd toegebracht, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Oranjebaan, komende uit de richting van de Burgemeester Stramanweg en gaande in de richting van de Burgemeester Boersweg,
- terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
- terwijl verdachte reed met een snelheid die hoger was dan de ter plaatste toegestane snelheid van
30 kilometer per uur,
- terwijl er ter plaatse wegwerkzaamheden waren,
verdachte is niet gestopt voor een in zijn rijrichting gekeerd en voor het in zijn verkeer geldend rood uitstralend verkeerslicht,
verdachte heeft niet afgeremd,
verdachte is vervolgens tegen een bromfietser, te weten voornoemde [slachtoffer], die bij groen licht de Oranjebaan was opgereden, aangereden,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] voren omschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,00 subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd een geldboete ter hoogte van € 1.000,00 subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren dient te worden opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht om, indien de verdachte wordt veroordeeld, rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden en met het feit dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft in verband met zijn werk. In dat kader heeft de raadsman het hof verzocht om de verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen in plaats van de ontzegging in onvoorwaardelijke zin.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich door aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam te rijden schuldig gemaakt aan een verkeersongeval, ten gevolge waarvan de aangever [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten meerdere breuken in zijn bekken. Door aldus te handelen heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en heeft hij in het algemeen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. De verdachte heeft te hard gereden op een plek waar op dat moment wegwerkzaamheden werden uitgevoerd. Daarbij was de verdachte beginnend bestuurder in de zin van de WVW 1994.
Ten aanzien van de door de rechtbank aan de verdachte opgelegde geldboete komt het hof tot eenzelfde straf als voornoemde, maar ten aanzien van de ontzegging van de rijbevoegdheid ziet het hof redenen om af te wijken van de straf zoals is opgelegd door de rechtbank. De raadsman heeft ter terechtzitting gemotiveerd aangevoerd gegeven dat er sprake is van noodzaak voor de verdachte om in het verband met zijn werk in het bezit te zijn van een rijbewijs. Bovendien is de verdachte niet eerder veroordeeld wegens soortgelijke feiten. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, gezien de mate van schuld van de verdachte, het tijdsverloop en het feit dat de verdachte na het incident niet opnieuw verkeersdelicten heeft gepleegd. Mede op grond van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal het hof de verdachte dan ook geen onvoorwaardelijke dan wel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. M. Lolkema en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Damo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 maart 2022.