Dit tussenarrest van het Gerechtshof Amsterdam is gewezen op 8 maart 2022 in het kader van een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. Het hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van 26 januari 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-300840-19 en 15-176352-20. De verdachte, geboren in 1997, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 22 februari 2022 is het onderzoek in de strafzaak gehouden en gesloten. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek in de zaak met parketnummer 15-176352-20 niet volledig is geweest. Het hof heeft het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot het horen van getuige [getuige] toegewezen. Deze getuige heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2020 een belastende verklaring afgelegd jegens de verdachte. Het hof oordeelt dat de verdediging in staat moet worden gesteld deze getuige te horen om haar vragen te kunnen stellen over de afgelegde verklaring. Het hof heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen, te schorsen en de hervatting daarvan te gelasten op een nader te bepalen terechtzitting.
In de beslissing heeft het hof de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris voor het horen van de getuige en de stukken in handen van de raadsheer-commissaris gesteld. Het hof heeft ook bevolen dat de oproeping van de getuige moet plaatsvinden tegen de nog nader te bepalen terechtzitting. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 8 maart 2022, waarbij 30 minuten voor de nadere inhoudelijke behandeling van de zaak dienen te worden ingeruimd.