In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, die zich in een loyaliteitsconflict bevindt. De vader van de minderjarige, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, betoogde dat er geen signalen van mishandeling door de moeder waren en dat de zorgregeling niet in het belang van de minderjarige was. De kinderrechter had op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) de zorgregeling gewijzigd, waarbij de minderjarige eenmaal in de twee weken begeleide omgang met de vader had. De vader verzocht om vernietiging van deze beschikking en om een deskundigenonderzoek, wat door de GI werd betwist.
Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de minderjarige zich in een loyaliteitsconflict bevindt, en dat de zorgen van de vader over mishandeling niet zijn bevestigd door verschillende onderzoeken. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben aangegeven dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader zijn zorgen erkent en dat er ruimte moet zijn voor de minderjarige om zich bij beide ouders fijn te voelen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De vader's verzoek om een deskundigenonderzoek werd afgewezen, omdat het hof van oordeel was dat de minderjarige niet opnieuw belast moest worden met een onderzoek, gezien de eerdere ingrijpende onderzoeken die al hadden plaatsgevonden.