ECLI:NL:GHAMS:2022:688

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
200.296.447/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van curatele naar bewind en de voorkeur van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omzetting van curatele naar bewind voor de rechthebbende. De rechthebbende, geboren in 1970, was sinds 2011 onder curatele gesteld en had in 2018 een nieuwe curator, [bewindvoerder], toegewezen gekregen. De rechthebbende verzocht om de curatele om te zetten in bewind en om [informant] als nieuwe bewindvoerder te benoemen, omdat zij ontevreden was over de huidige bewindvoerder. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2022 zijn de rechthebbende en de bewindvoerder verschenen, maar de zoon van de rechthebbende en [informant] waren niet ter zitting aanwezig.

Het hof overweegt dat de rechthebbende in beginsel de voorkeur heeft bij de benoeming van de bewindvoerder, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. De rechthebbende heeft aangegeven dat zij geen goed contact heeft met de huidige bewindvoerder en dat deze zijn taken niet naar behoren uitvoert. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat hij de situatie naar behoren beheert en dat de problemen van de rechthebbende niet zullen verdwijnen met een andere bewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende zich tijdens de zitting ontremd gedroeg en dat er twijfels zijn over haar vermogen om de gevolgen van een wijziging van bewindvoerder te overzien.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat er gegronde redenen zijn om de voorkeur van de rechthebbende niet te volgen. De huidige bewindvoerder heeft ervaring met complexe dossiers en biedt de noodzakelijke financiële begrenzing. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarmee de benoeming van de huidige bewindvoerder is gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.296.447/01
Zaaknummer rechtbank: 9028748 EB VERZ 21-1740
Beschikking van de meervoudige kamer van 8 maart 2022 in de zaak van
[de rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. C.M.E. Schreinemacher te Amsterdam.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [de zoon] (hierna te noemen: de zoon van de rechthebbende);
- [bewindvoerder] h.o.d.n. Amstelbewind (hierna: [bewindvoerder] of: de bewindvoerder).
Als informant is aangemerkt:
- [informant] h.o.d.n. Atalia Bewindvoering (hierna: [informant] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 31 maart 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 28 juni 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 31 maart 2021.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 februari 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat;
- de bewindvoerder.
De bewindvoerder heeft pleitnotities overgelegd. De zoon van de rechthebbende en [informant] zijn op de juiste wijze opgeroepen, maar niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1970.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van 4 mei 2011 is een curatele ingesteld ten behoeve van de rechthebbende.
3.3
Bij beschikking van de kantonrechter van 25 april 2018 is [bewindvoerder] benoemd tot opvolgend curator.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende de curatele om te zetten in bewind toegewezen. De goederen die de rechthebbende (zullen) toebehoren zijn daarbij onder bewind gesteld wegens haar geestelijke / lichamelijke toestand. De kantonrechter heeft voor ontslag van [bewindvoerder] geen aanleiding gezien en hem tot bewindvoerder benoemd.
4.2
De rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover die ziet op de benoeming van de bewindvoerder en opnieuw rechtdoende te bepalen dat [informant] tot bewindvoerder wordt benoemd.
4.3
De bewindvoerder heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd en heeft verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:435, lid 3, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.2
De rechthebbende vindt dat de kantonrechter ten onrechte niet [informant] tot bewindvoerder heeft benoemd en stelt daartoe het volgende. Zij is het eens met de omzetting van curatele naar bewind, maar is het oneens met de benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder. De kantonrechter heeft aan de beslissing ten grondslag gelegd dat het wijzigen van bewindvoerder hoge kosten met zich meebrengt. Dat is onjuist, deze kosten zijn beperkt en de kans is groot dat de gemeente deze kosten op zich neemt als bijzondere bijstand. De rechthebbende wil een andere bewindvoerder omdat zij geen goed contact heeft met deze bewindvoerder. Daarnaast verricht de bewindvoerder zijn werkzaamheden niet naar behoren. Hij is slecht bereikbaar en hij heeft ten onrechte haar leefgeld niet verhoogd toen daar voldoende ruimte voor was. De rechthebbende was in bezit van € 1.600,- aan spaargeld waarmee zij haar nieuwe woning wilde inrichten. Volgens de bewindvoerder was er geen geld om de woning in te richten. De rechthebbende wordt daarnaast onvoldoende op de hoogte gehouden van haar financiële positie.
Ter zitting in hoger beroep heeft de rechthebbende aanvullend verklaard dat zij gedurende acht jaar depotmedicatie heeft ontvangen en daar sinds 2018 mee is gestopt. Zij is sinds 2018 ook niet meer onder behandeling bij GGZ inGeest . Vanaf april 2021 is haar geld verdwenen, door toedoen van de bewindvoerder. Met de vorige curator, [x] , heeft de rechthebbende gedurende zes jaar zonder problemen kunnen samenwerken. De rechthebbende kan echter niet met de bewindvoerder samenwerken. De samenwerking met [informant] zal goed verlopen en [informant] is bereid de bewindvoering over te nemen. Dit hoeft volgens [informant] geen extra kosten met zich mee te brengen omdat een en ander vergoed kan worden vanuit de bijzondere bijstand, aldus de rechthebbende.
5.3
De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat de rechthebbende op eigen initiatief acuut is gestopt met de behandeling bij GGZ inGeest . Daarna is de rechthebbende boos en opstandig geworden. Vervolgens is de curatele omgezet in bewind. De problematiek van de rechthebbende is er echter niet minder om geworden. Zo heeft de rechthebbende nog altijd een gokverslaving en vraagt zij daarom continue meer leefgeld. HVO-Querido ondersteunt de rechthebbende nog steeds en dat zal in de toekomst ook het geval zijn. De behandeling van de rechthebbende bij GGZ inGeest zal, in tegenstelling tot wat de rechthebbende beweert, weer worden opgestart. De bewindvoerder is van mening dat hij, en niet [informant] , bewindvoerder van de rechthebbende moet zijn. De bewindvoerder heeft ervaring met complexe dossiers en kent het dossier goed. Daarnaast kan [informant] geen uitspraken doen over of de rechthebbende recht heeft op bijzondere bijstand. [informant] heeft geen contact met de bewindvoerder opgenomen, hetgeen de branchevereniging wel voorschrijft op het moment dat mogelijk een andere bewindvoerder wordt benoemd. Een eventuele wijziging in de persoon van de bewindvoerder zal bovendien geen verschil maken omdat de problematiek van de rechthebbende blijft bestaan. De voorkeur van de rechthebbende moet in dit specifieke geval niet gevolgd worden.
5.4
Het hof overweegt als volgt. De omzetting door de kantonrechter van curatele naar bewind is in hoger beroep niet in geschil. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. De rechthebbende heeft lange tijd onder curatele gestaan. Gelijktijdig is de rechthebbende onder behandeling geweest bij GGZ inGeest , waarbij zij een aantal jaren depotmedicatie ontving. De behandeling is in 2018 gestaakt op initiatief van de rechthebbende en ook ontvangt de rechthebbende sinds die tijd geen (depot)medicatie meer. Vervolgens is in 2018 [bewindvoerder] curator van rechthebbende geworden. HVO-Querido is nog altijd betrokken bij de rechthebbende. De rechthebbende bewoont, dankzij de begeleiding van HVO-Querido, een huurwoning.
5.5
Zoals tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken, vindt de rechthebbende de samenwerking met de bewindvoerder niet goed en is zij niet tevreden over de wijze waarop hij zijn taak uitvoert. Daarom heeft de rechthebbende verzocht om [informant] tot bewindvoerder te benoemen.
De curatele is met de beschikking in eerste aanleg geëindigd en daarmee zijn ook de taken van [bewindvoerder] als curator tot een einde gekomen. Bij het in diezelfde beschikking ingestelde bewind geldt ingevolge artikel 1:435, lid 3, BW dan dat de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende bij de benoeming van de bewindvoerder in beginsel gevolgd wordt, tenzij gegronde redenen zich tegen die benoeming verzetten. De gegronde redenen om af te wijken van de voorkeur van de rechthebbende liggen niet enkel in de persoon van degene naar wie de voorkeur uitgaat, maar kunnen ook gelegen zijn in andere omstandigheden (ECLI:NL:PHR:2022:40).
5.6
Nu de rechthebbende haar uitdrukkelijke voorkeur heeft uitgesproken, ligt ter beoordeling aan het hof voor of sprake is van gegronde redenen die zich verzetten tegen de benoeming van [informant] tot bewindvoerder. Het hof heeft geen aanleiding om aan te nemen dat er met betrekking tot de persoon van [informant] gegronde redenen aanwezig zijn om af te wijken van de voorkeur van de rechthebbende. [informant] is een professionele bewindvoerder en benoembaar. Het hof is echter van oordeel dat er andere gegronde redenen zijn die zich verzetten tegen de benoeming volgens de voorkeur van de rechthebbende. De rechthebbende heeft zich tijdens de zitting in hoger beroep ontremd gedragen en haar gedrag doet er ernstig aan twijfelen of zij in staat kan worden geacht om de gevolgen van een wijziging van bewindvoerder te overzien. De rechthebbende is gedurende acht jaar onder behandeling geweest bij GGZ inGeest , welke behandeling zij zelf heeft stopgezet. Tijdens de curatele heeft de rechthebbende, na een periode van dakloosheid, met behulp van HVO-Querido een huurwoning gevonden. De begeleiding van HVO-Querido is nog altijd nodig bij het persoonlijk functioneren van de rechthebbende en bij haar huishouden. De rechthebbende verzoekt, met name sinds de beëindiging van haar behandeling bij GGZ- inGeest , regelmatig om extra geld bij de bewindvoerder, welke financiële middelen er niet zijn. Haar ongenoegen daarover heeft zij ook ter zitting in hoger beroep duidelijk kenbaar gemaakt. De klacht van de rechthebbende over de gebrekkige samenwerking stoelt voornamelijk op de omstandigheid dat zij geld waar zij over meent te kunnen beschikken, niet ontvangt van de bewindvoerder. Haar verwachting dat de samenwerking met de door haar voorgestelde bewindvoerder beter zal zijn, lijkt gebaseerd op de veronderstelling dat die bewindvoerder zich op het punt van de verstrekking van extra gelden anders zal opstellen. Een andere bewindvoerder zal haar echter niet meer financiële ruimte kunnen bieden en zal daarom naar alle waarschijnlijkheid in de samenwerking met de rechthebbende dezelfde problemen gaan ondervinden als waar de huidige bewindvoerder op stuit. De huidige bewindvoerder voert het bewind voor de rechthebbende naar behoren uit, hij heeft ervaring met complexe dossiers en biedt de rechthebbende de (financiële) begrenzing die zij, zoals ook tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken, nodig heeft. Dat dit tot spanning leidt tussen de rechthebbende en de bewindvoerder is inherent aan de situatie en voorspelbaar is dat dit met een andere bewindvoerder niet anders zal verlopen. Daarnaast geldt nog dat [informant] geen informatie over de financiële situatie bij de bewindvoerder heeft ingewonnen en dat zij, blijkens de verklaring in hoger beroep van de rechthebbende en haar advocaat, wel uitspraken heeft gedaan over de bijzondere bijstand waarop de rechthebbende aanspraak zou kunnen maken. De vraag is of [informant] de complexiteit van de situatie van de rechthebbende wel voldoende op waarde heeft kunnen schatten. Voorkomen moet worden dat de persoonlijke situatie van de rechthebbende verslechtert en zij weer dakloos zou kunnen worden, welk belang de huidige bewindvoerder, mede door het onderhouden van de contacten met HVO-Querido en andere hulpverleners, goed bewaakt. Al deze omstandigheden vormen redenen die zich verzetten tegen wijziging van de situatie door benoeming van een andere bewindvoerder. Het voorgaande betekent dat het hof de voorkeur van de rechthebbende niet zal volgen en de benoeming van de bewindvoerder zal bekrachtigen.
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. J.F. Miedema en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Risseeuw als griffier en is op 8 maart 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.