Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [minderjarige] is opgegroeid in een complexe gezinssituatie. Hij is getuige geweest van conflicten tussen zijn ouders en van agressief gedrag van zijn vader naar zijn moeder en naar hulpverlenende instanties. De vader kampt met persoonlijke problematiek en gedraagt zich agressief wanneer hij de controle over zijn emoties verliest. Het onvoorspelbare gedrag van de vader zorgt bij [minderjarige] voor angst, spanningen en onrust, hetgeen zich onder meer uit in gedragsproblematiek.
In zijn eerste jaren op school worden zorgen geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Hij heeft moeite met regels, een wisselende taak-werkhouding, een lage concentratie, speelt graag de baas en heeft weinig vriendjes. De communicatie met de ouders loopt volgens de school dan moeizaam. Op advies van schoolmaatschappelijk werk wordt de toppertraining bij KRAM/Virenze ingezet. Een korte periode van vooruitgang volgt, maar al snel valt [minderjarige] terug in zijn oude gedrag. Geconcludeerd wordt dat de aanwezige omgevingsfactoren bij [minderjarige] een langdurige gedragsverandering niet mogelijk maken. Na diverse incidenten op school wordt besloten dat [minderjarige] gesprekken zal hebben met de intern begeleider van school. In deze gesprekken vertelt [minderjarige] over de problemen tussen zijn ouders en over zijn problematische verhouding met zijn vader. Hij geeft aan regelmatig conflicten te hebben met zijn vader, waarbij zijn vader scheldt en met spullen gooit of kapot maakt. Daarop wordt besloten [minderjarige] te verwijzen naar het jeugdteam. Een SOVA-training wordt ingezet om [minderjarige] handvatten te geven bij de wijze waarop hij met emoties kan omgaan. Ook nu blijkt het niet mogelijk blijvende resultaten te boeken als gevolg van de onrustige thuissituatie en omgevingsfactoren van [minderjarige] . Nadat het jeugdteam zorgen uit over de emotionele veiligheid van [minderjarige] , wordt hij in het najaar van 2018 aangemeld bij de beschermingstafel. Daar wordt geconcludeerd dat de ouders moeizaam tot helemaal niet met elkaar in gesprek kunnen, het regelmatig op heftige conflicten uitloopt en de vader zeer dreigende taal uit richting de moeder. Ook gezamenlijke gesprekken met de school en de hulpverleningsinstanties verlopen op een dergelijke wijze. Vanwege de zorgen over de escalaties tussen de ouders onderling, de escalaties tussen de vader en [minderjarige] en de conflicten van [minderjarige] op school waarbij hij schreeuwt, scheldt, duwt en slaat, wordt besloten dat het jeugdteam de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] zal monitoren en ambulante spoedhulp (ASH) zal starten. ASH heeft eveneens zorgen over de veiligheid van [minderjarige] en adviseert begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] . De vader is het hier niet mee eens. Tijdens een tussenevaluatie verliest hij de controle en gaat hij een discussie aan met [minderjarige] . Wanneer hulpverleners ingrijpen en [minderjarige] huilend uit de ruimte halen, uit de vader dreigementen aan het adres van de hulpverleners. Hierop wordt [minderjarige] op 30 oktober 2018 onder toezicht van de GI gesteld.
Vanaf het moment dat de GI in het kader van de ondertoezichtstelling bij [minderjarige] betrokken is, blijkt dat de vader zich niet kan houden aan de veiligheidsafspraken. Als tweemaal de begeleide omgang voortijdig moet worden beëindigd vanwege grensoverschrijdend gedrag van de vader naar [minderjarige] toe, besluit de GI in november 2018 om de omgang tussen hen stop te zetten. De GI laat daarbij aan de vader weten dat pas weer aan contactherstel kan worden gewerkt als hij aan de slag gaat met zijn persoonlijke problematiek en hij met goed gevolg de emotieregulatietherapie afrondt. De vader geeft hier geen gehoor aan en verschijnt in september 2019, maart 2020 en augustus 2020 meerdere malen onaangekondigd bij de school van [minderjarige] en in december 2019 en mei/juni 2020 meerdere malen bij hem in de buurt.
Vanwege de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en de toenemende gedragsproblemen die hij laat zien, wil de GI specialistische jeugdhulpverlening vanuit de Bascule inzetten. De vader verbindt echter aan zijn toestemming voor diagnostisch onderzoek de voorwaarde dat de omgang met [minderjarige] wordt hervat. De GI besluit daarop de kinderrechter om vervangende toestemming te verzoeken, die bij beschikking van 10 april 2019 is verleend. Uit het onderzoek van de Bascule blijkt dat [minderjarige] een laag zelfbeeld heeft en dat bij hem sprake is van een ADHD gecombineerd beeld, waarbij hij zowel druk als impulsief gedrag vertoont en moeite heeft met het vasthouden van aandacht. Daarnaast is hij angstig, onrustig en regelmatig alert, wat versterkt wordt door de gebeurtenissen die hij heeft meegemaakt. Ook worden kenmerken van PTSS en ASS gezien en kan de diagnose ongespecificeerde psychotrauma- of stress gerelateerde stoornis worden gesteld. De Bascule adviseert de inzet van een training, zoals COMET, om het zelfbeeld van [minderjarige] te verbeteren, de TOM-training om te leren hoe hij op een goede en fijne manier met andere kinderen om kan gaan en op termijn behandeling voor ADHD.
In maart 2020 adviseert het P.O. Adviesteam van de Bascule/PI Research (onderwijs) [minderjarige] over te plaatsen naar bijzonder onderwijs. De vader is niet akkoord met dit advies en heeft klachten over de gevolgde procedures.
Nadat de vader ook geen toestemming geeft voor de behandeling van [minderjarige] door de Bascule, verleent de kinderrechter in juni 2020 op verzoek van de GI opnieuw vervangende toestemming. In deze periode wordt de vader ook weer vaker in de buurt van [minderjarige] gesignaleerd. Zowel de school als zijn moeder constateren dat [minderjarige] meer alert, gespannen en angstig is. In juli 2020 start de Bascule met het behandeltraject van [minderjarige] en in augustus 2020 start [minderjarige] op zijn nieuwe school. Nadat de vader diverse keren op deze school verschijnt, durft [minderjarige] niet meer naar school te fietsen en moet hij met de auto worden gebracht.
Op 26 november 2020 vindt een incident tussen de ouders plaats in de woning van de moeder, waarbij de moeder zich door de vader ernstig bedreigd heeft gevoeld. De vader is door de politie aangehouden en de officier van justitie heeft de vader op 30 november 2020 een contact- en locatieverbod voor de woning van de moeder en [minderjarige] en de school van [minderjarige] opgelegd. [minderjarige] heeft na dit incident aan de GI laten weten zijn vader niet meer te willen zien.