ECLI:NL:GHAMS:2022:683

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
23-001700-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen opzetheling, verduistering meermalen gepleegd en flessentrekkerij (benzine)

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder medeplegen van opzetheling, verduistering en flessentrekkerij. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk tanken van benzine zonder te betalen, waarbij de verdachte zich voordeed als een bonafide schuldenaar door valse contactgegevens op te geven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in februari 2019 benzine heeft getankt bij diverse tankstations, zonder de verschuldigde bedragen te voldoen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering en flessentrekkerij door herhaaldelijk te tanken zonder te betalen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde diefstal van een scooter, maar hem wel schuldig bevonden aan het subsidiair tenlastegelegde medeplegen van opzetheling. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof heeft een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 90,01.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001700-21
datum uitspraak: 8 februari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 mei 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-126490-19 (zaak A), 13-176281-19 (zaak B) en 13-192770-19 (zaak C), alsmede
23-000546-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Zaak A:
primair
hij op of omstreeks 24 mei 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (welke op 19 april 2019 reeds eerder gestolen was), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 mei 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een scooter heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak B:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 februari 2019 tot en met 5 februari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, te weten
- op of omstreeks opzettelijk 2 februari 2019 58 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op of omstreeks 5 februari 2019 61,81 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte (telkens) bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, (telkens) gelegen aan de [tankstation 1], had getankt, (telkens) onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
EN/OF
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 februari 2019 tot en met 5 februari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [tankstation 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten het verstrekken van 119,81 liter benzine, door
- voornoemde benzine bij de pompinstallatie te tanken,
- vervolgens bij de kassa te melden dat hij geen geld had en een schuldbekentenis te tekenen, en daarbij zich te legitimeren (en zodoende voor te doen als bonafide schuldenaar) en
- daarbij foutieve contactgegevens in te vullen (waardoor hij moeilijker te traceren was voor het verhalen van die schuld);
Zaak C:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 4 februari 2019 tot en met 16 februari 2019 te Amsterdam en/of Zaandam en/of Hoofddorp en/of Delft en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk te weten
- op of omstreeks 4 februari 2019 62 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op of omstreeks 7 februari 2019 32 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] B.V. ([adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op of omstreeks 8 februari 2019 28 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op of omstreeks 12 februari 2019 59,42 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op of omstreeks 14 februari 2019 55 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op of omstreeks 16 februari 2019 60 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en welke benzine verdachte (telkens) bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, (telkens) gelegen aan de [adressen], had getankt, (telkens) onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
EN/OF
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 4 februari 2019 tot en met 16 februari 2019 te Amsterdam en/of Zaandam en/of Hoofddorp en/of Delft en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, door
- op 4 februari 2019 62 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op 7 februari 2019 32 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] B.V. ([adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op 8 februari 2019 28 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op 12 februari 2019 59,42 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op 14 februari 2019 55 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- op 16 februari 2019 60 liter benzine in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
bij de pompinstallatie te tanken, vervolgens bij de kassa te melden dat hij geen geld had en een schuldbekentenis te tekenen, en daarbij zich te legitimeren (en zodoende voor te doen als bonafide schuldenaar) en daarbij valse contactgegevens in te vullen (waardoor hij moeilijker te traceren was voor het verhalen van die schuld).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd:
- zaak A: op basis van het dossier kan geen verband worden gelegd tussen de verdachte en de scooter;
- zaak B: de verdachte heeft weliswaar getankt, maar was voornemens om voor de benzine te betalen en om die reden kan er geen sprake kan zijn van verduistering. Tevens is geen gebruik gemaakt van een oplichtingsmiddel, zodat oplichting evenmin bewezenverklaard kan worden, temeer nu de verdachte zijn persoonsgegevens heeft achtergelaten bij de balie;
- zaak C: gelet op de (korte) tenlastegelegde periode kan het handelen van de verdachte niet worden gekwalificeerd als flessentrekkerij.
Zaak A
Op 8 mei 2019 heeft de politie een op 19 april 2019 gestolen scooter aangetroffen in een ondergrondse boxgang bij de kelderboxen behorend bij de woningen aan de [adres 3]. De verdachte woonde op het adres [adres 1]. De politie heeft deze scooter, waarvan het contactslot verwijderd was, voorzien van een baken. Tussen het moment van plaatsen van het baken en 24 mei 2019 is de scooter niet verplaatst. Op 24 mei 2019 gaf het baken het signaal af dat de scooter verplaatst werd, waarop verbalisanten omstreeks 01.10 uur de scooter hebben getraceerd en gevolgd. Het hof stelt vast dat de politie uiteen heeft gezet hoe de verplaatsing van de scooter aaneengesloten is verlopen vanaf het moment dat die in beweging kwam op de locatie [adres 1] tot aan het moment dat de politie de scooter met daarop twee personen zag rijden. Toen zij de scooter naderden, zagen de verbalisanten twee personen direct naast de scooter staan. Er waren op dat moment geen andere mensen in de buurt. Toen de verbalisanten de scooter dichter naderden, lieten beide personen de scooter los en vluchtten een bedrijventerrein op. Vrijwel direct daarna, om 01.20 uur, zijn op het bedrijventerrein twee mannen, waaronder de verdachte, aangehouden. Behalve dat het contactslot van de scooter (gedeeltelijk) was verwijderd, bleek in een bakje onder het stuur een stukje metaal te zitten, lijkend op een gedeelte van een schroevendraaier, waarmee de scooter gestart zou kunnen worden.
Het hof is, met de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat de primair ten laste gelegde diefstal niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Dat is evenwel anders waar het gaat om het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van opzetheling. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt het hof af dat het de verdachte en de medeverdachte zijn geweest die door de politie op 24 mei 2019 tussen 01.10 uur en 01.20 uur rijdend op de scooter zijn gezien. De duidelijke schade aan het contactslot van de scooter – welke schade ook al door de politie op 8 mei 2019 was geconstateerd – en het gegeven dat de verdachte en de medeverdachte bij het naderen van de politie in de nacht van 24 mei 2019 direct zijn gevlucht, zijn bovendien in beginsel redengevend voor de conclusie dat beiden zich ten volle ervan bewust waren dat de scooter van misdrijf afkomstig was. De verdachte (en overigens ook de medeverdachte) heeft geen verifieerbare, die redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd. De enkele verklaring dat hij niets met de scooter te maken heeft gehad en dat hij die nacht op het bedrijventerrein was om te chillen, is daarvoor bepaald onvoldoende. Dat leidt het hof tot de conclusie dat de verdachte en zijn medeverdachte, ook ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter, wisten dat het een van misdrijf afkomstig goed betrof.
Zaak B
De verdachte heeft op 2 februari 2019 én 5 februari 2019 getankt zonder te betalen. Bij de balie gaf hij telkens te kennen geen geld te hebben en vulde hij een schuldbekentenis in, waarna hij 48 uur de tijd had om alsnog te betalen. De verdachte heeft beide keren evenwel niet binnen 48 uur betaald. Gelet daarop heeft hij de benzine die hij aanvankelijk op een legale wijze onder zich had, zich na het verstrijken van die termijn van 48 uur wederrechtelijk toegeëigend. Hiermee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering, temeer daar hij ook later op geen enkel moment aanstalten heeft gemaakt om de rekeningen alsnog te voldoen. Dat zijn vader namens hem alle openstaande rekeningen heeft betaald, zoals (ook) in hoger beroep door de verdachte is verklaard, is niet onderbouwd en ook anderszins niet aannemelijk geworden. Het hof hecht hieraan dan ook geen enkel geloof.
Zaak C
De verdachte heeft de bij zaak B besproken handelwijze nog vijfmaal toegepast. Daarbij heeft hij bovendien diverse keren bij het invullen van de schuldbekentenis een incorrect woonadres en/of een incorrect telefoonnummer opgegeven. Naar het oordeel van het hof kan het op grond van het voorgaande en naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders zijn dan dat de verdachte in geen van die vijf gevallen voorafgaand aan het tanken van plan was om voor de benzine te betalen, waarmee vaststaat dat hij een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van benzine zonder daarvoor daadwerkelijk te betalen. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan flessentrekkerij. Ook hier geldt dat het hof geen geloof hecht aan de verklaring van de verdachte, inhoudende dat zijn vader namens hem alle openstaande rekeningen heeft betaald.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A subsidiair en in de zaken B en C tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
Zaak A: subsidiair
op 24 mei 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een scooter heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak B:
te Amsterdam op 2 februari 2019 opzettelijk 58 liter benzine, toebehorende aan [tankstation 1], en
te Amsterdam op 5 februari 2019 opzettelijk 61,81 liter benzine, toebehorende aan [tankstation 1],
welke benzine verdachte telkens bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie aan de [tankstation 1], had getankt, telkens onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Zaak C:
hij in de periode van 4 februari 2019 tot en met 16 februari 2019 te Amsterdam, Zaandam, Hoofddorp en Delft een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, door
- op 4 februari 2019 62 liter benzine, toebehorende aan [tankstation 2],
- op 7 februari 2019 32 liter benzine, toebehorende aan [benadeelde] B.V. ([adres 2]),
- op 8 februari 2019 28 liter benzine, toebehorende aan [tankstation 3],
- op 12 februari 2019 59,42 liter benzine, toebehorende aan [tankstation 4], en
- op 14 februari 2019 55 liter benzine, toebehorende aan [tankstation 5],
bij de pompinstallatie te tanken, vervolgens bij de kassa te melden dat hij geen geld had en een schuldbekentenis te tekenen, en daarbij zich te legitimeren en valse contactgegevens in te vullen, waardoor hij moeilijker te traceren was voor het verhalen van die schuld.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Het in de zaak B bewezenverklaarde levert op:
verduistering, meermalen gepleegd.
Het in de zaak C bewezenverklaarde levert op:
een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A subsidiair, zaak B (verduistering) en zaak C (flessentrekkerij) tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van een scooter, het verduisteren van benzine en flessentrekkerij door herhaaldelijk te tanken zonder te betalen. Met dit handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een volstrekt gebrek aan respect voor andermans eigendomsrecht. De uitbaters van de benzinestations waar de verdachte de benzine zonder te betalen heeft weggenomen, hebben hierdoor financiële schade geleden. Dit zijn ernstige en ergerlijke feiten, die voor de benadeelden behalve financiële schade ook overlast geven. De verdachte heeft hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid genomen. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 januari 2022 is hij bovendien eerder onherroepelijk veroordeeld, onder meer voor vermogensdelicten. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Vanwege de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straf niet passend en komt tot oplegging van een hogere taakstraf dan gevorderd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 90,01. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en de oorspronkelijke vordering gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering toe te wijzen.
De raadsman heeft zich niet tegen toewijzing van de vordering verzet.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak C bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 321, 326a en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 juni 2017 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-126490-19 (A) primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-126490-19 (A) subsidiair, in de zaak met parketnummer 13-176281-19 (B) en in de zaak met parketnummer 13-192770-19 (C) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-126490-19 (A) subsidiair, in de zaak met parketnummer 13-176281-19 (B) en in de zaak met parketnummer 13-192770-19 (C) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-192770-19 (C) bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 90,01 (negentig euro en één cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het in zaak met parketnummer 13-192770-19 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 90,01 (negentig euro en één cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 7 februari 2019.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 juni 2017, parketnummer 23-000546-17, te weten van
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 februari 2022.