ECLI:NL:GHAMS:2022:678

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
23-000580-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor het in hulpeloze toestand laten van echtgenote met fatale gevolgen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk in hulpeloze toestand laten van zijn echtgenote, wat leidde tot haar overlijden. De feiten van de zaak dateren van 12 oktober 2019, toen het slachtoffer, na een avond van alcohol- en medicijngebruik, in een hulpeloze toestand raakte. De verdachte heeft verklaard dat hij meerdere pogingen heeft gedaan om zijn vrouw te helpen, maar dat zij weigerde hulp te accepteren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, als gevolg van geestelijke beperkingen, niet in staat was om de ernst van de situatie te begrijpen en daardoor niet opzettelijk heeft gehandeld. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor opzet, en heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing van de rechtbank is bevestigd, met aanpassing van de motivering en de proceskosten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000580-21
datum uitspraak: 7 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-246961-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat
  • de motivering van de rechtbank wordt vervangen door de navolgende motivering, en
  • de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij wordt aangevuld met een beslissing over de proceskosten.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 184 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

Vrijspraak

Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk in hulpeloze toestand achterlaten van zijn echtgenote [slachtoffer], ten gevolge waarvan zij is overleden. De verdachte zou haar adequate lichamelijke verzorging en/of tijdige medische assistentie hebben onthouden, en/of nagelaten deze medische assistentie (tijdig) in te roepen, terwijl deze medische assistentie onmiskenbaar en dringend geboden was.
Het aan de verdachte tenlastegelegde is strafbaar gesteld in de artikelen 255 en 257 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Artikel 255 Sr stelt strafbaar het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen of laten van iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst is verplicht.
Artikel 257 Sr bepaalt dat indien het tenlastegelegde feit de dood ten gevolge heeft, dit als strafverzwarende omstandigheid geldt.
De feiten
Uit de verklaringen van de verdachte komt naar voren dat het slachtoffer in de avond van
12 oktober 2019 grote hoeveelheden alcohol had gedronken, in combinatie met gebruik van medicatie (waarvan een deel niet goed samengaat met alcohol) en poppers. Gedurende de avond en/of de nacht is zij een aantal keren (hard) gevallen, zeker eenmaal op haar hoofd. Na een val in de bijkeuken bleef zij daar liggen en zei zij tegen de verdachte dat hij haar daar moest laten liggen. Volgens de verdachte kwam dit wel vaker voor wanneer zij medicatie had genomen en veel had gedronken. Bij die voorgaande incidenten stond het slachtoffer uiteindelijk zelf weer op, zo heeft de verdachte verklaard. De verdachte heeft die avond geprobeerd het slachtoffer mee naar bed te krijgen omdat zij op de koude stenen vloer van de bijkeuken lag, maar zonder resultaat, omdat zij niet meewerkte. De verdachte wilde een ambulance bellen, maar het slachtoffer verbood hem dit te doen en wenste geen ‘Duitse toestanden’, waarmee zij volgens de verdachte doorgaans uitdrukte dat zij geen gedwongen hulp wilde. De verdachte is vervolgens alleen naar bed gegaan. Hij heeft die nacht en de daarop volgende ochtend en middag meermalen geprobeerd het slachtoffer alsnog mee naar boven in bed te krijgen, maar tevergeefs. Toen de verdachte het slachtoffer op enig moment probeerde op te tillen, is haar jurk gescheurd, waardoor zij naakt op de vloer kwam te liggen. De verdachte heeft toen een deken over haar heen gelegd.
De verdachte heeft in de periode van die nacht en de daarop volgende dag niet alleen geprobeerd het slachtoffer mee naar boven te krijgen door tegen haar te zeggen dat zij wakker moest worden en moest opstaan, maar ook door haar knietjes te geven, tegen haar rug te schoppen en in het gezicht te slaan, door haar naar de keuken te slepen en door water, bier en ketchup over haar heen te gooien. De verdachte deed dit om haar boos te maken, zodat zij dan wel zou opstaan.
Het slachtoffer is in de ochtend en/of middag nog overeind gekomen en opnieuw gevallen. Ook hierna bleef zij liggen. In de middag voelde zij koud aan. De verdachte heeft toen foto’s en een filmpje van zijn vrouw gemaakt, terwijl zij nog steeds naakt op de vloer van de keuken lag. Op het videomateriaal is te zien en horen dat het slachtoffer iets beweegt en kreunende geluiden maakt. Te horen is dat de verdachte het slachtoffer meermalen haast smeekt om op te staan. Verder zegt hij tegen haar dat zij gemakkelijk kan opstaan, dat zij een egoïst is en dat de honden moeten worden uitgelaten. Ook is de verdachte te horen waar hij zegt zich ernstige zorgen te maken en dat zij moet worden opgenomen vanwege haar verslavingsprobleem. De verdachte heeft verklaard dat hij deze opnames maakte ten behoeve van [stichting], waarvan zowel de verdachte als zijn vrouw begeleiding ontvingen. De verdachte wilde de begeleiders van zijn echtgenote ervan doordringen dat het zo niet langer kon, en dat zijn vrouw hulp nodig had met haar verslavingsproblematiek.
De verdachte heeft verklaard dat hij op een gegeven moment, na het maken van de opnames, hoorde dat het slachtoffer vreemde geluiden maakte en zag dat zijn vrouw ontlasting had laten lopen, dat hij vervolgens in haar mond keek en zag dat haar tong blauw was en dat hij toen doorhad dat zij stervende was. De verdachte heeft geprobeerd haar te reanimeren door met zijn vuisten op haar borst te slaan, zoals hij dat op Netflix had gezien. De verdachte heeft vervolgens 112 gebeld en is, op aanwijzing van de telefoniste, hulp gaan halen bij de buren. Reanimatiepogingen door de buurvrouw en door ter plaatse gekomen hulpverleners hebben niet meer mogen baten. Het slachtoffer was overleden.
Opzet op de hulpeloze toestand?
Vast staat dat het slachtoffer zich van 12 op 13 oktober 2019 in een hulpeloze toestand heeft bevonden, hetgeen haar dood ten gevolge heeft gehad.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte het slachtoffer opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke zin, in die hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten. Die vraag wordt ontkennend beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
De verdachte en zijn echtgenote werden intensief behandeld en begeleid door [stichting], een stichting die onder meer mensen met een verstandelijke beperking bijstaat. In het triple onderzoek van 27 juni 2020 is beschreven dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een verstandelijke beperking. Hierdoor heeft hij meer moeite met het houden van overzicht, het inschatten van situaties en het maken van de juiste beslissingen dan een gemiddeld persoon. De rapporterende psycholoog en psychiater achten het voorstelbaar dat de verdachte in de onderhavige complexe situatie, vanuit zijn beperkingen, de ernst van de situatie niet goed heeft ingeschat. De acute ernst van de situatie lijkt in zijn geheel niet te zijn doorgedrongen, gezien het feit dat hij een filmpje maakte voor de begeleiding op het moment dat zijn vrouw stervende was. De verdachte is onvoldoende in staat geweest om noodsignalen op te pikken, te interpreteren en hierop te handelen. Voor hem was deze situatie met zijn vrouw niet anders dan eerdere incidenten die hij met haar had meegemaakt toen zij onder invloed was.
Dat de verdachte ook de onderhavige situatie onjuist heeft ingeschat, ziet het hof bevestigd in het hiervoor omschreven gedrag en handelen van de verdachte. Hij is zich niet bewust van de ernst van de situatie – het slachtoffer “moest de honden nog uitlaten” – en hij reageert volstrekt inadequaat op de situatie, onder meer door haar knietjes te geven en door bier en ketchup in haar gezicht te gooien. In de ogen van de verdachte had zijn vrouw op dat moment hulp nodig voor haar verslavingsproblematiek. Met het filmpje dat de verdachte opnam voor de begeleiding probeerde hij dit aan te tonen, kennelijk met de bedoeling om dit op enig moment aan de begeleiding te laten zien. Dat het slachtoffer op dat moment acute hulp nodig had en niet alleen
op de toekomst gerichtehulp, is niet tot de verdachte doorgedrongen. Dat inzicht kwam pas op het moment dat de verdachte bemerkte dat het slachtoffer haar ontlasting had laten lopen en een blauwe tong had. Pas toen drong de ernst van de situatie tot hem door en heeft hij een poging gedaan haar te reanimeren en het noodnummer 112 gebeld.
Het hof is op basis van het voorgaande van oordeel dat de verdachte – als gevolg van zijn geestelijke beperkingen – tot voornoemd moment van inzicht niet heeft beseft dat de toestand van zijn vrouw dusdanig was dat zij dringend voor haar gezondheid of haar leven noodzakelijke hulp behoefde. Daarmee ontbrak tot dat moment bij de verdachte het inzicht dat is vereist voor het aannemen van (voorwaardelijk) opzet op het in hulpbehoevende toestand laten zoals tenlastegelegd. Nadat dit inzicht bij de verdachte langzaam was doorgedrongen, is hij begonnen met reanimeren en belde hij het alarmnummer. Niet kan worden gezegd dat de verdachte toen het volle opzet heeft gehad of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn vrouw in een hulpbehoevende toestand werd gelaten. Het tegendeel is het geval. Vanaf het moment dat de ernst van de situatie bij de verdachte doordringt, toont hij zich, zoals blijkt uit het audiofragment van de 112-melding, zeer geëmotioneerd en maakt hij zich ernstig zorgen om het welzijn van zijn vrouw, en voegt hij, weliswaar te laat, de daad bij het woord door hulp in te schakelen.
De verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 maart 2022.