ECLI:NL:GHAMS:2022:564

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
23-001415-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake drugssmokkel met cocaïne via Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van het in vereniging binnen het grondgebied van Nederland brengen van in totaal 24 kilo cocaïne via Schiphol, waarbij hij koeriers heeft ondersteund. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met aanvullingen, maar vernietigde de op te leggen straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf en een geldboete van € 5.200,00. De advocaat-generaal vorderde een straf van 6 jaar en 6 maanden, maar het hof besloot uiteindelijk tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof overwoog dat de verdachte een onmisbare bijdrage heeft geleverd aan de invoer van harddrugs, wat ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne, wat een ernstig misdrijf is. Het hof heeft de straf verlaagd ter compensatie van de lange duur van de procedure, maar legde geen geldboete op. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de identiteit van de verdachte is vastgesteld aan de hand van verschillende bewijsmiddelen, waaronder telefoongesprekken en passagierslijsten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001415-18
datum uitspraak: 22 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-870837-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 maart 2021, 17 mei 2021, 8 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg nader omschreven tenlastelegging en de in het hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 14 februari 2017 te
Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Amsterdam, althans in Nederland, en/of te Paramaribo, althans in Suriname en/of in/op Curaçao, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, eenmaal of meermalen (telkens), opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) heeft gebracht, (de onder andere onder – de al dan niet reeds veroordeelde ((drugs)koeriers) - [medeverdachte 1] (820581-16) en/of [medeverdachte 2] (820544-16) en/of [medeverdachte 3] (820545-16) en/of [medeverdachte 4] (820575-16) en/of [medeverdachte 5] (820471-16) aangetroffen) (een of meerdere) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
EN/OF
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 14 februari 2017 te
Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Amsterdam, althans in Nederland, en/of te Paramaribo, althans in Suriname en/of in/op Curaçao, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, eenmaal of meermalen (telkens), om een of meer feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) brengen van (de onder andere onder – de al dan niet reeds veroordeelde ((drugs)koeriers) - [medeverdachte 1] (820581-16) en/of [medeverdachte 2] (820544-16) en/of [medeverdachte 3] (820545-16) en/of [medeverdachte 4] (820575-16) en/of [medeverdachte 5] (820471-16) aangetroffen (grote) hoeveelhe(i)d(en) (althans)) (een of meer) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of zich en/of een ander of anderen (daartoe) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft verschaft immers, heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), een of meermalen (telkens)
  • (telefonische) contacten met (een of meer) organisator(en), leverancier(s) en/of koper(s) en/of afnemer(s) en/of transporteurs en/of (een) (andere) tussenperso(o)n(en) en/of mededader(s) in de handel van verdovende middelen gelegd en/of onderhouden, en/of;
  • (een) perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) geworven en/of voorbereid en/of voorzien van en/of bereid gevonden om met (cocaïne gevulde) (niet eigen) bagage vanuit Suriname naar Schiphol, Nederland te reizen en/of om (cocaïne gevulde) (niet eigen) bagage van de bagageband in Nederland te pakken en daarmee de Douane te passeren, en/of;
  • (die) perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) (doen) voorzien van (een) vliegticket(s) en/of (een) reisdocument(en) en/of (een) telefoon(s) en/of (hand)geld en/of onderkomen/huisvesting in Suriname en/of Nederland en/of (informatie over) (een) (met cocaïne gevulde) koffer(s) en/of rei(s)(zen) en/of transport(en), en/of;
  • (de bagage van en/of) (die) perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) gefotografeerd, en/of om (die/dergelijke) foto(s) van (de bagage van en/of) (die) perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) gevraagd, en/of (die/dergelijke) foto(’s) en/of reisinformatie van/over (die) perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) doorgestuurd aan en/of ontvangen van (een) mededader(s), en/of;
  • (een) instructie(s) en/of suggestie(s) aan (een) mededader(s) gegeven over het uithalen van (drugs uit) (een) koffer(s) en/of over het verdere vervoer/verblijf/te regelen onderdak voor die perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s), en/of;
  • (die) perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) op Schiphol en/of het vliegveld in Suriname afgezet, en/of telefonische contact(en) met (die) perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) gelegd en/of gehad en/of onderhouden, en/of;
  • zich (met een auto) naar Schiphol begeven om ((delen van) de bagage van) een of meer van (die) perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) op te halen, en/of zich op Schiphol als snorder/taxichauffeur voorgedaan, en/of (die) perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) opgewacht, en/of met hem/haar/hen contact gemaakt en/of gezocht en/of proberen te zoeken (met het doel om (de bagage van) (die) perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) met die auto van Schiphol weg te brengen), en/of;
  • de (inhoud van die) bagage van die perso(o)n(en)/(drugs)koerier(s) overgenomen;
subsidiair:
dat op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 14 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, [medeverdachte 1] e/o [medeverdachte 2] e/o [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, eenmaal of meermalen (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, een of meerdere hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 14 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland en/of Suriname tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
  • overleg te voeren over het ophalen van koerier(s) en/of aan een of meer koeriers te verrichten of reeds verrichte betalingen en/of het ophalen van op Schiphol te landen en/of gelande drugskoeriers en/of de specifieke data waarop deze koeriers op Schiphol zouden arriveren, en/of
  • op Schiphol een of meer koeriers op te halen, en/of
  • foto’s van (een) drugskoerier(s) en/of de bagage van die drugskoerier(s) uit te wisselen, en/of
  • verslag te doen van het al dan niet op Schiphol aangehouden zijn van de drugskoerier, en/of
  • (een) paspoort(en) voor een of meer drugskoeriers aan te (doen) vragen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
  • de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de “vaststelling identiteit verdachte [verdachte]” op pagina’s 3 en 4 van het vonnis
  • de overwegingen van de rechtbank op pagina’s 16 en 17 met betrekking tot de nauwe en bewuste samenwerking zal
  • onder het kopje “bewijsminimum” een aanvullende overweging zal opnemen in reactie op het door de verdediging gevoerde verweer met betrekking tot het bewijsminimum;
  • de bewijsmiddelen aanvult met de in de hiervoor genoemde overwegingen opgenomen bewijsmiddelen, waarnaar middels voetnoten wordt verwezen;
  • artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de toepasselijke wettelijke voorschriften wordt toegevoegd.
Aan partiële bevestiging van het vonnis staat de omstandigheid dat in hoger beroep de tenlastelegging is gewijzigd niet in de weg, omdat het hof komt tot de dezelfde bewezenverklaring als de rechtbank.

Overwegingen van het hof

De identificatie van de verdachte
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat de berichten die door of aan ‘[verdachte]’ en ‘[verdachte]’ zijn ontvangen/verstuurd, aan de verdachte te koppelen zijn. Het hof is echter van oordeel dat de rechtbank dit terecht heeft vastgesteld en overweegt daartoe, in aanvulling op hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen, als volgt.
Op basis van de volgende samenloop van omstandigheden bestaan sterke aanwijzingen dat met ‘[verdachte]’ en ‘[verdachte]’ dezelfde persoon bedoeld wordt: [verdachte] en [verdachte] hebben
volgtijdelijkzeer veel contact met [medeverdachte 6], de gebruikers spreken [medeverdachte 6] op dezelfde wijze aan ([medeverdachte 6]) en [medeverdachte 6] spreekt de gebruikers op dezelfde wijze aan ([verdachte]). [1] Bovendien hebben de aan [verdachte] en [verdachte] gekoppelde telefoonnummers
volgtijdelijkcontact met de nicht van de verdachte ([naam 1]) [2] en hebben beide nummers contact met vijf overeenkomstige telefoonnummers. [3]
Uit het dossier blijkt dat [verdachte] op 18 augustus 2016 met vlucht [nummer 1] van Schiphol naar Suriname reist en dat [verdachte] op 12 januari 2017 met vlucht [nummer 2] Curaçao naar Nederland reist. [4] Ten aanzien van de vlucht naar Suriname overweegt het hof in aanvulling op de overwegingen van de rechtbank dat [verdachte] op 17 augustus 2016 antwoordt op de vraag “Ga je morgen loesoe’ met ‘Ai denk het’. Op
19 augustus 2016 vraagt [medeverdachte 6] aan [verdachte] of hij veilig is aangekomen. Daarna gaan er apps over en weer over personen die bezocht moeten worden. Daarbij wordt in ieder geval één Surinaams telefoonnummer uitgewisseld. [5] Uit een vergelijking van de passagierslijsten blijkt dat de verdachte de enige persoon is wiens naam zowel op de lijst van de hiervoor genoemde vlucht naar Suriname als op de lijst van de hiervoor genoemde vlucht naar Curaçao voorkomt. [6]
Het hof is op basis van het vorenstaande, in samenhang met hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen, van oordeel dat vastgesteld kan worden dat de verdachte telkens de gebruiker is geweest van het telefoonnummer met de daaraan gekoppelde WhatsApp accountnaam “[verdachte]” en het telefoonnummer met daaraan gekoppeld de WhatsApp accountnaam “[verdachte]” en bovendien ook degene is geweest die de berichten met genoemde accountnamen heeft verzonden aan de medeverdachte [medeverdachte 6].
Nauwe en bewuste samenwerking
Uit de combinatie van de camerabeelden, de historische verkeersgegeven en de gesprekken tussen [verdachte] ([verdachte]) en [medeverdachte 6] (medeverdachte [medeverdachte 6]) valt het volgende op te maken over de taakverdeling en samenwerking tussen de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte 6] en de koeriers. [medeverdachte 6] haalt de koeriers op dan wel controleert of zij veilig en met medebrenging van de verdovende middelen zijn aangekomen en [verdachte] geeft hem ter voorbereiding hierop informatie en geeft aanwijzingen over de tijdstippen dat [medeverdachte 6] op Schiphol aanwezig moet zijn/blijven en over de goederen die [medeverdachte 6] moet overnemen van de koeriers. Voorts blijkt dat [medeverdachte 6] en [verdachte] ten tijde van de aankomst van de koeriers en na afloop daarvan contact onderhouden over de aankomst en de verdere gang van zaken. Meer in het bijzonder overweegt het hof dat
voorafgaandaan de drugstransporten genoemd in elk van de vier zaaksdossiers informatie wordt uitgewisseld in de vorm van foto’s van de bagage en de personen die de middelen vervoerden, dan wel in de vorm van versluierd taalgebruik dat blijkens de aard en de strekking ervan ziet op de personen die de middelen vervoeren. Ook wordt informatie uitgewisseld over geldbedragen die verstrekt moeten worden.
De samenwerking tussen de verdachten is – reeds gelet op het aantal contacten – zonder meer intensief te noemen. De handelingen die [verdachte] en [medeverdachte 6] hebben verricht zijn bovendien essentieel en onmisbaar geweest voor het goede verloop van de invoer van de drugs. Hiermee is gebleken dat de verdachten elk ook reeds voorafgaand aan de feiten een essentiële bijdrage hebben geleverd aan het in Nederland brengen van de drugskoeriers en de drugs, waardoor zij met elkaar én met de drugskoeriers nauw en bewust hebben samengewerkt aan de opzettelijke invoer van de cocaïne.
Bewijsminimum
De raadsman heeft in hoger beroep nog aangevoerd dat niet aan het wettelijk bewijsminimum wordt voldaan, omdat de verdachte enkel aan de vier drugssmokkelzaken wordt verbonden door middel van de whatsappberichten, die gezien dienen te worden als schriftelijke bescheiden en derhalve onvoldoende zijn om op zichzelf de betrokkenheid van de verdachte te bewijzen.
Het hof overweegt daartoe dat blijkens de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen de whatsappberichten volstrekt niet de enige bewijsmiddelen zijn waarop de bewezenverklaring is gegrond. Het verweer wordt daarmee verworpen.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren en een geldboete van € 5.200,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren en 6 maanden en dat hem een geldboete van € 5.200,00 wordt opgelegd.
De raadsman heeft verzocht de verdachte, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, de rol die hij in de smokkel heeft gehad en de overschrijding van de redelijke termijn, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel evenveel bedraagt als de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan het invoeren van in totaal ongeveer 24 kilo cocaïne, verspreid over vier drugstransporten. Met zijn handelingen heeft hij een onontbeerlijke bijdrage geleverd aan het binnen Nederland brengen van die harddrugs. De ingevoerde hoeveelheid cocaïne is van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Harddrugs als cocaïne leveren een ernstig gevaar voor de volksgezondheid op en de handel ervan gaat dikwijls gepaard met verschillende vormen van (niet zelden zware) criminaliteit. Het hof rekent de verdachte aan dat hij hier een bijdrage aan heeft geleverd.
Op grond van de aard en de ernst van het feit is het hof van oordeel dat niet met een mindere dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur kan worden volstaan. Het hof houdt bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf rekening met de straffen die voor het invoeren van harddrugs plegen te worden opgelegd en die hun weerslag vinden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor het in georganiseerd verband invoeren van meer dan 20.000 gram harddrugs een gevangenisstraf van 72 maanden (zijnde 6 jaren) of meer genoemd. Het hof zal die straf dan ook als uitgangspunt nemen.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof in de omstandigheden van de zaak geen aanleiding om een zwaardere straf als uitgangspunt te nemen.
In de persoonlijke omstandigheden die ter terechtzitting zijn aangedragen, ziet het hof geen aanleiding om de straf te matigen. Het hof begrijpt dat het frustrerend moet zijn voor de verdachte dat hij, een korte tijd nadat hij zijn leven weer heeft opgebouwd, voor langere tijd gedetineerd zal raken. Uit het oogpunt van normhandhaving en preventie ziet het hof echter geen mogelijkheid om op basis van deze omstandigheden in het voordeel van de verdachte van voornoemde straf af te wijken.
Het hof heeft acht geslagen op de overschrijding van de redelijke termijn. Het hoger beroep is ingesteld op 19 april 2018. Dit arrest volgt ruim 3 jaar en 10 maanden later, hetgeen een forse schending van de redelijke termijn oplevert. Deze schending is niet te wijten aan de verdediging, waardoor de straf ter compensatie van deze termijn dient te worden verminderd. Het hof ziet daarin aanleiding om de gevangenisstraf met 6 maanden te verminderen.
Het hof acht aldus, alles afwegende, een gevangenisstraf van 5 jaren en 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om de verdachte naast de gevangenisstraf nog een geldboete op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de op te leggen straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenstaande.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. L.I.M. van Bergen en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 februari 2022.
mr. Koolen-Zwijnenburg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van vaststelling identiteit van 22 juli 2017, persoonsdossier B.02 [verdachte], doorgenummerde pagina’s 11-20.
2.Een proces-verbaal bevindingen van 24 oktober 2017, persoonsdossier B.02 [verdachte], doorgenummerde pagina’s 197-199.
3.Een proces-verbaal van vaststelling identiteit van 22 juli 2017, persoonsdossier B.02 [verdachte], doorgenummerde pagina’s 11-20.
4.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 16-900117/122 van 8 mei 2017, los stuk.
5.Een geschrift, zijnde een Extraction Report, gevoegd als bijlage bij een Aanvullend proces-verbaal [naam 2] met nummer 20201225.1600.3064 van 13 maart 2021, los stuk.
6.Een geschrift, zijnde een passagierslijst, als bijlage gevoegd bij een proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens KLM van 25 oktober 2016, persoonsdossier B.02 [verdachte], doorgenummerde pagina’s 55-65;