ECLI:NL:GHAMS:2022:532
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wijziging van partner- en kinderbijdrage in verband met inkomensverlies door coronacrisis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de partner- en kinderbijdrage die de man aan de vrouw en hun jongmeerderjarige dochter dient te betalen. De man, die in 2008 met de vrouw is getrouwd, heeft in 2020 een echtscheidingsbeschikking ontvangen, waarin is bepaald dat hij een maandelijkse bijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun dochter en een partnerbijdrage aan de vrouw moet betalen. Door de coronacrisis heeft de man zijn inkomen drastisch zien dalen, wat hem heeft doen verzoeken om de eerder vastgestelde bijdragen op nihil te stellen.
Het hof heeft vastgesteld dat de man door de coronamaatregelen zijn taxibedrijf heeft moeten sluiten en daardoor in financiële problemen is geraakt. Hij ontvangt momenteel een TOZO-uitkering en heeft zijn onderneming stopgezet om in loondienst te gaan werken. De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man, stellende dat er geen relevante wijziging van omstandigheden is die een aanpassing van de bijdragen rechtvaardigt.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat er sprake is van een substantiële inkomensdaling van de man, die niet verwijtbaar is. Het hof heeft de door de man te betalen kinderbijdrage en partnerbijdrage met terugwerkende kracht tot 15 maart 2020 op nihil gesteld, en heeft geoordeeld dat de vrouw en de jongmeerderjarige niet verplicht zijn om eerder ontvangen bedragen terug te betalen. De beslissing is genomen in het belang van de huidige financiële situatie van alle betrokken partijen.