ECLI:NL:GHAMS:2022:528
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Haal- en brengregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de haal- en brengregeling tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige]. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, verzocht om wijziging van de zorgregeling die was vastgesteld in 2016. Hij stelde dat zijn gezondheidssituatie was verslechterd, waardoor hij niet meer in staat was om de bestaande regeling na te komen. De moeder voerde echter aan dat de situatie van de vader niet was veranderd en dat hij eerder al onder behandeling stond voor zijn motorische tics. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 september 2021, waarbij beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader inderdaad gezondheidsproblemen heeft, maar oordeelde dat de bestaande regeling niet gewijzigd hoefde te worden. Het hof overwoog dat de vader al meer dan vijf jaar verantwoordelijk was voor het halen en brengen van [minderjarige] en dat er geen alternatieven waren gevonden voor het vervoer. De moeder had geen rijbewijs en kon daardoor niet bijdragen aan de regeling. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking en bepaalde dat de vader [minderjarige] tijdens het reguliere omgangsweekend op vrijdag bij school zou ophalen. De ouders werden aangemoedigd om samen naar oplossingen te zoeken voor de zorgregeling, maar de primaire verantwoordelijkheid voor het halen en brengen bleef bij de vader.