Uitspraak
1.hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie III, te weten 3 patronen (kaliber 7.65 mm Browning) en/of 25 patronen (kaliber 7.65 mm Browning) en/of 1 patroon (kaliber 7.62 mm), voorhanden heeft gehad;
2.hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 136 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De verdachte heeft het tenlastegelegde van meet af aan ontkend. Hij heeft verklaard dat hij wel eens in de woning van [naam] heeft geslapen en er daarom misschien spullen van hem lagen, waaronder een paspoort. De verklaring van [naam] is onbetrouwbaar, omdat hij aanvankelijk heeft verklaard dat hij alleen in de woning woonde; pas toen hij wist dat er strafbare goederen in de woning waren aangetroffen, heeft hij gezegd dat de verdachte daar ook woonachtig was. Ook de verklaring van de moeder van [naam] is onbetrouwbaar nu die in een nog later stadium is afgelegd en zij in het belang van haar zoon heeft verklaard. Het doosje waarop de vingerafdruk van de verdachte is aangetroffen is een verplaatsbaar object, terwijl voorts de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij tijdens een bezoek in de woning het doosje opzij heeft geschoven waardoor zijn vingerafdruk daarop is terechtgekomen, niet onaannemelijk is. De schoudertas die na het ongeval is aangetroffen behoorde niet aan de verdachte toe. [naam] droeg deze tas bij zich toen deze in beslag is genomen, terwijl niet uit te sluiten valt dat [naam] de patronen in de tas heeft gestopt.
afgeslotenkluis onder het bed in ‘slaapkamer 1’ die volgens [naam] en [getuige] alleen bij de verdachte in gebruik was. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de waarachtigheid van deze verklaringen. Het standpunt van de raadsman dat [naam] enkel een klein vergrijp heeft toegegeven – het bezit van de softdrugs – om ‘zijn eigen hachje te redden’ mist feitelijke grondslag. [naam] heeft immers tegenover de politie voor zichzelf in niet onaanzienlijke mate belastend verklaard dat naast een hoeveelheid hennep, ook het in de woonkamer aangetroffen gaspistool aan hem toebehoorde. De enkele omstandigheid dat [getuige] familie is van [naam] is volstrekt onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat zij een onware verklaring heeft afgelegd. Dat de vingerafdruk van de verdachte op het plastic doosje terecht is gekomen doordat hij dat bakje heeft aangeraakt tijdens een eerder bezoek aan de woning, acht het hof in het licht van het voorgaande niet aannemelijk geworden. Voor dat laatste oordeel is temeer aanleiding nu de verdachte op de terechtzitting in eerste aanleg heeft gezegd dat hij zich niet kan herinneren het bakje ooit te hebben gezien of daarin te hebben gekeken en niet kan verklaren hoe zijn vingerafdruk op het bakje terecht is gekomen. De verklaring van de verdachte dat hij niet in de woning heeft verbleven, maar daar alleen maar een keer heeft geslapen, schuift het hof terzijde, reeds omdat deze niet strookt met de geloofwaardig bevonden verklaringen van [naam] en [getuige]. Daarbij komt nog dat de verdachte tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn verblijfsadres ten tijde van het ongeval.
2.hij op 17 februari 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 136 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.