ECLI:NL:GHAMS:2022:473

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
23-002666-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ongewenst verblijf in Nederland door vreemdeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, die zonder bekende woon- of verblijfplaats was en thans gedetineerd is in de P.I. Ter Apel, was eerder op 30 september 2021 veroordeeld voor het ongewenst verblijf in Nederland. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op of omstreeks 19 september 2021 in Amsterdam verbleef, terwijl hij wist dat hij op grond van de Vreemdelingenwet tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het een andere bewijsconstructie hanteert. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, omdat er geen omstandigheden waren die deze uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, en de advocaat-generaal had gevorderd dat dit vonnis zou worden bevestigd. Het hof heeft echter, na afweging van de ernst van het feit en de omstandigheden, besloten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend was. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de noodzaak om de samenleving te beschermen tegen ongewenst verblijf van vreemdelingen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 197 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002666-21
datum uitspraak: 15 februari 2022
TEGENSPRAAK (na aanhouding niet verschenen)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-252360-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats],
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de P.I. Ter Apel te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 september 2021 te Amsterdam, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in Nederland verbleven, terwijl hij wist dat hij door de Nederlandse overheid tot ongewenst vreemdeling was verklaard. De verdachte heeft er aldus blijk van gegeven zich niets aan te trekken van een door het bevoegd gezag genomen besluit. Bovendien druist het handelen van de verdachte in tegen het belang dat de samenleving heeft bij het respecteren en naleven van dit besluit.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 januari 2022 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Die omstandigheid wordt in zijn nadeel meegewogen.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Dat heeft zijn weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt bij elk onwettig verblijf een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden geïndiceerd geacht. Die gevangenisstraf kan bij recidive (telkens) worden verhoogd.
Gelet op de eerdere onherroepelijke veroordelingen van de verdachte ter zake van artikel 197 Sr, kan naar het oordeel van het hof met geen andere straf worden volstaan dan met een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, zoals ook door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 197 Sr.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. P.F.E. Geerlings en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 februari 2022.
mr. P.F.E. Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.