ECLI:NL:GHAMS:2022:470

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
23-001080-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met uitzondering van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 april 2021. De zaak betreft een verdachte die eerder was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland op 22 oktober 2020. Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gevorderd. De advocaat-generaal heeft voorgesteld om de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 140 uren, subsidiair zes weken vervangende hechtenis. De raadsman van de verdachte heeft dit verzoek ondersteund.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, wat gevolgen dient te hebben voor de voorwaardelijke straf. Echter, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof besloten om in plaats van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, een taakstraf op te leggen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, die is vernietigd. De uiteindelijke beslissing van het hof is dat de verdachte een taakstraf van 140 uren moet uitvoeren, in plaats van de voorwaardelijke gevangenisstraf.

Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. P.F.E. Geerlings, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001080-21
datum uitspraak: 1 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 april 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 15-322026-20 en
15-161996-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank met uitzondering van de beslissing ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging, en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank
Noord-Holland van 22 oktober 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
zes weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen met dien verstande dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair zes weken vervangende hechtenis.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht om de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, zoals door de advocaat-generaal is voorgesteld.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, is essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan in beginsel gevolgen worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te geschieden. In de actuele persoonlijke situatie van de verdachte ziet het hof evenwel aanleiding om, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, een taakstraf te gelasten van na te melden duur.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 oktober 2020 met parketnummer 15-161996-20, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 2 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
6 (zes) weken hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. P.F.E. Geerlings en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 februari 2022.
mr. P.F.E. Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.