Op 9 februari 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 juli 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die op 26 februari 2020 in Amsterdam een overtreding heeft begaan van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en 10 dagen hechtenis. Daarnaast is er een voorwaardelijke straf opgelegd, die kan worden omgezet in een taakstraf van 30 uren en 7 dagen hechtenis indien de voorwaarden niet worden nageleefd.
De relevante wettelijke voorschriften die in deze zaak zijn toegepast, zijn onder andere de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, evenals de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte en de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting afstand gedaan van het recht om beroep in cassatie in te stellen, wat betekent dat de uitspraak van het hof definitief is.