ECLI:NL:GHAMS:2022:417

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
23-000286-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake openlijk geweld tijdens coronarellen op Museumplein

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de coronarellen die plaatsvonden op 24 januari 2021 op het Museumplein in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was betrokken bij een protestactie tegen het overheidsbeleid ter bestrijding van het Covid-19-virus. Tijdens deze actie werd openlijk geweld gepleegd tegen politieagenten en politievoertuigen. De verdachte werd aanvankelijk vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof oordeelde dat hij wel degelijk schuldig was aan openlijk geweld. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van acht weken op, waarvan zes weken onvoorwaardelijk. De officier van justitie werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat de oorspronkelijke bezwaren niet langer werden gehandhaafd. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact van het geweld op de samenleving, en vond het noodzakelijk om een krachtig signaal af te geven tegen dergelijk gedrag.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000286-21
datum uitspraak: 9 februari 2022
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-022300-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte en door het openbaar ministerie is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep
Door de officier van justitie is een schriftuur houdende grieven, als bedoeld in artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, ingediend. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het openbaar ministerie met toepassing van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep. Het hof leidt daaruit af dat het openbaar ministerie de oorspronkelijke bezwaren tegen de beslissingen van de rechtbank niet langer handhaaft. Om die reden zal de officier van justitie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is bij het vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het hem onder 2 tenlastegelegde (kort gezegd: het opzettelijk niet voldoen aan het noodbevel van de burgemeester van Amsterdam op 24 januari 2021 te Amsterdam) en veroordeeld voor het onder 1 tenlastegelegde. Blijkens de akte instellen rechtsmiddel (registratiedatum 5 februari 2021) is het namens de verdachte ingestelde hoger beroep beperkt ingesteld en richt het zich niet tegen de gegeven vrijspraak. Dit betekent dat het hof uitsluitend heeft te oordelen over hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:

1.hij, op een of meer tijdstip(pen) of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, op of aan de openbare weg(en), het Museumplein en/of het Concertgebouwplein, in elk geval op of aan de/een openbare weg,

openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (vanuit een (grote) groep)
maken van (een) armgeb(a)r(en) en/of opsteken van de middelvinger in de richting van één of meerdere politieagent(en) en/of,
aanvallen/uitdagen van en/of indringen op/tegen één of meer politieagent(en) (die in linie stonden) en/of,
(met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen tegen/op/in de richting van het hoofd en/of lichaam en/of helm en/of schild van (een) politieambtena(a)r(en) en/of,
(met kracht) slaan en/of trappen tegen/op/in de richting van (een) politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen en/of trekken tegen en/of aan straatmeubilair en/of,
(telkens) (met kracht), naar, althans in de richting van één of meer politieagent(en) en/of politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en), gooien van/met
(een) ste(e)n(en), althans op (een) ste(e)n(en) gelijkend voorwerp(en) en/of,
(een) (de(e)l(en) van) stoeptegel(s) en/of straatste(e)n(en) en/of,
(een) stalen voorwerp(en) en/of,
(een) reclame- en/of verkeersbord(en) en/of,
(een) fiets(en) en/of,
(een) fles(sen) en/of,
(zwaar) vuurwerk en/of,
een bouwhek blok en/of,
(een) voorwerp(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij, op 24 januari 2021 te Amsterdam, op de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen, welk geweld bestond uit het (vanuit een grote groep) met kracht, in de richting van politieagenten en politievoertuigen, gooien van stenen, althans op stenen gelijkende voorwerpen, en voorwerpen.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte een betaling van € 500,00 doet aan een op te richten schadefonds.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als waartoe de verdachte door de politierechter is veroordeeld, met uitzondering van de door de politierechter gestelde bijzondere voorwaarde.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 24 januari 2021 vond op en rondom het Museumplein in Amsterdam een protestactie plaats tegen het beleid dat de overheid voerde ter bestrijding van het Covid-19-virus. Tijdens deze protestactie is door een grote groep mensen geweld uitgeoefend. Dit geweld bestond onder andere uit het slaan en trappen tegen politieambtenaren en politievoertuigen. Ook zijn er stenen, zwaar vuurwerk en andere voorwerpen naar politieambtenaren en politievoertuigen gegooid. Op grond van een noodbevel van de burgemeester zijn de betogers gevorderd het Museumplein te verlaten. Een grote groep betogers weigerde hieraan gehoor te geven en volhardde in het geweld. Uiteindelijk zijn waterwerpers ingezet en zijn charges door de ME uitgevoerd, waarna de betogers eerst van het Museumplein en vervolgens van de straten in de omgeving daarvan zijn verwijderd.
De verdachte is bij de politie in beeld gekomen als één van de betogers in de omgeving van het Museumplein. Ook op dat moment was nog sprake van ernstige ongeregeldheden en een zeer dreigende, grimmige sfeer. De verdachte heeft niet alleen bijgedragen aan een getalsmatige versterking van de groep waar vanuit (weer) geweld werd gepleegd, maar heeft ook zelf een geweldshandeling gepleegd door een op een steen gelijkend voorwerp in de richting van de ME te gooien. Daarbij heeft hij een politievoertuig geraakt. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de geweldsspiraal gericht tegen de politie en haar materieel, en er blijk van gegeven lak te hebben aan het bevoegd gezag. Het door betogers uitgeoefende geweld heeft bij veel burgers, onder wie velen die zich ten volle inzetten om in het belang van de gehele samenleving het Covid-19-virus te bestrijden, geleid tot gevoelens van ontzetting.
Op grond van de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf voor de duur van 120 uren gehanteerd, welk uitgangspunt bij geweld tegen de politie wordt verdubbeld. Het hof is van oordeel dat dit uitgangspunt in de hiervoor geschetste, bijzondere, omstandigheden geen recht doet aan de ernst van hetgeen heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft het hof ook gekeken naar de straffen die zijn opgelegd in zaken waarin het ging om – kort gezegd – soortgelijk Covid-19 gerelateerd geweld.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten zijn dusdanig dat een forse straf ter vergelding passend en geboden is. Het hof acht het bovendien vanuit het oogpunt van (speciale en generale) preventie van belang dat een krachtig signaal wordt gegeven dat het op deze wijze uiten van onvrede over het door de overheid gevoerde beleid ter bestrijding van het Covid-19 virus, volstrekt ontoelaatbaar is. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van enkele maanden in beginsel op zijn plaats is. Hieruit volgt dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof aanleiding een deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De verdachte, die niet eerder en ook niet nadien voor strafbare feiten met justitie in aanraking is gekomen, is op de dag van de rellen aangehouden en heeft vervolgens twee weken vastgezeten. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte ervan blijk gegeven het laakbare van zijn gedrag in te zien. Het hof acht het niettemin wel van belang dat er een stok achter de deur is die de verdachte ervan weerhoudt dat hij opnieuw op een vergelijkbare wijze zijn onvrede over het overheidsbeleid uit. Daarbij komt dat het Covid-19-virus en het daarmee gepaard gaande beleid nog altijd een grote impact heeft op het leven van velen.
Het hof ziet – nu er geen informatie voorhanden is omtrent de stand van zaken over een al dan niet op te richten schadefonds – anders dan de rechter in eerste aanleg geen termen om aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarde te verbinden dat de verdachte op het moment dat een fonds wordt opgericht ter vergoeding van schade aan gedupeerden/de gemeente Amsterdam, een geldbedrag van
€ 500,00 moet betalen, ten behoeve van het herstel van (vernield of beschadigd) straatmeubilair en/of wegdek en/of politievoertuigen, naar aanleiding de protestactie op en rondom het Museumplein in Amsterdam van 24 januari 2021.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.L.M. van der Voet en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 februari 2022.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]