ECLI:NL:GHAMS:2022:398

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
200.294.847/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot DNA-verwantschapsonderzoek in het kader van kinderalimentatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2022 een beschikking gegeven in hoger beroep betreffende de vaststelling van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, betwist dat hij de verwekker is van de minderjarige, die op 1 januari 2019 is geboren. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft een verzoek ingediend om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, welke door de rechtbank eerder is toegewezen. De man heeft in hoger beroep verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van de vrouw in haar verzoek, dan wel afwijzing van het verzoek. Het hof heeft besloten dat er onduidelijkheid bestaat over het vaderschap en heeft daarom een DNA-verwantschapsonderzoek bevolen. Dit onderzoek moet duidelijkheid verschaffen over de vraag of de man de verwekker is van de minderjarige. Het hof heeft Verilabs Nederland B.V. benoemd als deskundige voor het uitvoeren van dit onderzoek. De kosten van het DNA-onderzoek zijn begroot op € 685,-, welke kosten door beide partijen gezamenlijk moeten worden gedragen. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 1 mei 2022, in afwachting van de resultaten van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.294.847/01
zaaknummer rechtbank: C/15/310837 / FA RK 20-6772
beschikking van de meervoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.F. Achekar te Amsterdam,
en
[de vrouw]
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H. Schouten te Amsterdam.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) van 10 februari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 10 mei 2021 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 10 februari 2021.
2.2
De vrouw heeft op 15 juli 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een brief van de zijde van de vrouw van 3 januari 2022 met bijlagen, ingekomen op 4 januari 2022.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 12 januari 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben enige tijd een seksuele relatie met elkaar gehad.
3.2
Uit de vrouw is op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats] [minderjarige] geboren.
3.3
De vrouw is ook de moeder van [kind] , geboren op [geboortedatum 2] 2015.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het – aangezien de man niet is verschenen: onweersproken – verzoek van de vrouw toegewezen om een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] te bepalen van € 175,- per maand met ingang van 9 december 2020, de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen.
4.2
De man verzoekt
primair de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar inleidende verzoek omdat hij niet de verwekker is van [minderjarige] , en
subsidiair het inleidend verzoek van de vrouw af te wijzen.
4.3
De vrouw verzoekt het hoger beroep van de man als ongegrond af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De man betwist de verwekker van [minderjarige] te zijn. De man erkent dat hij en de vrouw geslachtsgemeenschap hebben gehad in de periode waarin [minderjarige] moet zijn verwekt, maar hij twijfelt of hij de verwekker is. De vrouw had volgens de man destijds ook andere seksuele contacten.
De man staat open voor een DNA-test waarin het vermeende vaderschap kan worden vastgesteld.
5.2
De vrouw betwist hetgeen de man stelt en voert aan dat zij in de periode dat [minderjarige] is verwekt enkel met de man seksueel contact heeft gehad.
De vrouw is bereid om mee te werken aan een DNA-onderzoek en verzoekt het hof om de kosten niet ten laste van haar te laten komen.
5.3
Het hof overweegt als volgt.
Aan de orde is de vraag of de man is gehouden om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Ingevolge artikel 1:394 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de verwekker van een kind dat alleen een moeder heeft, verplicht tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind dan wel, na het bereiken van de meerderjarigheid van het kind, tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie overeenkomstig de artikelen 1:395a en 1:395b BW.
5.4
In geschil tussen partijen is allereerst of de man de verwekker van [minderjarige] is. Daarover zal door middel van een DNA-verwantschapsonderzoek duidelijkheid moeten worden verkregen. Gelet hierop zal het hof een deskundigenonderzoek gelasten alvorens te (kunnen) beslissen of, en zo ja in hoeverre, de man onderhoudsplichtig is voor [minderjarige] . Het hof zal daartoe Verilabs Nederland B.V. te [vestigingsplaats] als deskundige benoemen. De man en de vrouw dienen beiden contact met Verilabs op te nemen voor het maken van een afspraak via telefoonnummer [telefoonnummer] . De vrouw moet het mogelijk maken dat bij [minderjarige] DNA kan worden afgenomen door Verilabs.
Iedere verdere beslissing zal in afwachting van de resultaten van het onderzoek en het deskundigenrapport worden aangehouden tot 1 mei 2022 pro forma.
Nadat het rapport ter griffie is binnengekomen, zullen de advocaten in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk te reageren op de bevindingen van de deskundige.
5.5
De kosten van het DNA-onderzoek bedragen in beginsel € 685,- ervan uitgaande dat de man en [minderjarige] niet gelijktijdig aanwezig zijn voor de afname van DNA-materiaal. Bij het bepalen van het voorschotbedrag zal het hof met dit bedrag rekening houden.
Het hof zal bepalen, zoals gebruikelijk in zaken als deze, dat het voorschot van de deskundige ten laste komt van partijen, ieder voor de helft. Bij eindbeschikking zal de daadwerkelijke kostenverdeling worden bepaald.
5.6
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
alvorens te beslissen:
beveelt een DNA-verwantschapsonderzoek door een deskundige naar de vraag of de man, [de man] , geboren op [geboortedatum 3] 1993 te [geboorteplaats] , de verwekker is van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats] ;
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten (een deskundige medewerker van) Verilabs Nederland B.V., [adres]
bepaalt dat partijen hun medewerking aan het deskundigenonderzoek dienen te verlenen;
verzoekt de deskundige het resultaat van het onderzoek in de vorm van een schriftelijk en ondertekend bericht, uiterlijk voor na te melden pro forma datum, aan de griffie van het hof te doen toekomen, met vermelding van de kosten van het onderzoek en onder vermelding van het zaaknummer 200.294.847;
bepaalt dat de deskundige een voorschot voor honorarium en verschotten toekomt, en begroot dit voorschot op € 685,- (ZESHONDERVIJFENTACHTIG EURO);
bepaalt dat ieder van partijen de helft van dit voorschot dienen te voldoen, en wel binnen twee weken na ontvangst van de na te noemen nota, als voorschot op de kosten van de deskundige;
bepaalt dat partijen van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak een nota met betaalinstructies zullen ontvangen;
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het desbetreffende voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek hoeft te beginnen;
bepaalt dat, indien de deskundige tijdens het onderzoek voorziet/vaststelt dat voornoemd voorschot niet toereikend zal zijn, zij hierover contact zal opnemen met de raadsheer-commissaris mr. A.N. van de Beek – bij dezen als zodanig benoemd – teneinde het voorschot nader te begroten;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan Verilabs zal toezenden;
houdt de behandeling van de zaak
PRO FORMAaan tot
zondag 1 mei 2022;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.F. Miedema en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 15 februari 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.