ECLI:NL:GHAMS:2022:3939

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
23-001018-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal met bewijsverweer en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

Op 10 mei 2022 vond de inhoudelijke zitting plaats in hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam, waar de verdachte, die eerder in eerste aanleg was vrijgesproken, opnieuw werd aangeklaagd voor winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1970, was aanwezig met zijn raadsman, mr. K. Dirlik, en een beëdigde tolk in de Engelse taal. De advocaat-generaal, mr. D.G. Specker, vertegenwoordigde het openbaar ministerie. De zaak betrof een incident op 7 november 2020 in een supermarkt in Warmenhuizen, waar de verdachte beschuldigd werd van het stelen van levensmiddelen ter waarde van € 41,33. Tijdens de zitting werden camerabeelden bekeken die de verdachte toonden terwijl hij goederen in zijn boodschappentas stopte zonder deze te betalen. De verdachte ontkende de diefstal en stelde dat hij de goederen had teruggelegd, maar het hof achtte zijn verklaring ongeloofwaardig op basis van de beelden. De advocaat-generaal eiste een geldboete van € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal en legde een geldboete op van € 450,00 en 9 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van € 250,00 en 5 dagen hechtenis. De verdachte werd gewaarschuwd dat hij binnen 14 dagen beroep in cassatie kon instellen tegen het arrest.

Uitspraak

proces-verbaal ter terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001018-21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de enkelvoudige strafkamer van dit gerechtshof op 10 mei 2022.
Inhoudelijke zitting
Tegenwoordig zijn:
mr. N.A. Schimmel, raadsheer,
L.C. de Groot en mr. C.H. Sillen, griffiers.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. D.G. Specker, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de hierna te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting verschenen, antwoordt op vragen van de raadsheer te zijn:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1970,
adres: [adres 1].
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. K. Dirlik, advocaat te Alkmaar.
Aangezien de verdachte blijk geeft niet de Nederlandse, maar wel de Engelse taal voldoende machtig te zijn, vindt het onderzoek ter terechtzitting plaats met bijstand van mevr. C.E.M. van Lingen, zijnde een in het register als bedoeld in artikel 2 van de Wet beëdigde tolken en vertalers ingeschreven en als zodanig beëdigde tolk in de Engelse taal. Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertaald.
De raadsheer vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en wijst erop dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en deelt mede:
Er is onbeperkt hoger beroep ingesteld. De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken voor feit 1 en is ten aanzien van dit feit niet-ontvankelijk in hoger beroep. Aan de orde is feit 2.
De verdachte, namens wie hoger beroep is ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordacht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat hij onterecht is veroordeeld.
De raadsheer geeft een samenvatting van de inhoud van de volgende bij het hof ingekomen stukken:
- Een proces-verbaal ter terechtzitting van 28 februari 2022.
- Een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 april 2022.
- Een e-mailbericht van de raadsman van de verdachte van 3 mei 2022 met als bijlagen enkele foto’s.
- Een e-mailbericht van de raadsman van de verdachte van 6 mei 2022 met als bijlagen enkele foto’s en een schriftelijke verklaring van de echtgenote van de verdachte.
Deze stukken worden in het dossier gevoegd.
De raadsheer deelt mede dat camerabeelden beschikbaar zijn.
De griffier gaat over tot het afspelen van de camerabeelden in de zittingszaal.
De raadsheer deelt mede:
Ik zie op de beelden uw echtgenoot en u, verdachte.
De verdachte verklaart:
Ik ben de persoon op de beelden.
De raadsheer deelt mede:
Ik neem het volgende waar. U, verdachte, pakt een fles wijn en loopt verder. U pakt daarna nog twee potten rode saus en die doet u in de kar van uw echtgenote. In uw kar zie ik nog steeds de fles wijn liggen. Ik zie dat u vervolgens twee pakken kipfilet pakt en in de tas doet. De fles wijn ligt dan nog steeds in de kar. U haalt uw spullen uit de kar en stopt deze in de tas. De fles wijn ligt vooraan in de kar en u stopt alles wat vooraan in de kar ligt in de tas.
De verdachte verklaart:
De beelden zijn een onderbroken weergave, dat is heel erg belangrijk. Er is veel tussenin gebeurd. De wijn heb ik teruggeplaatst bij de cola. De beelden tonen dat niet.
De raadsheer deelt mede:
We gaan nu kijken naar de beelden van u bij de kassa. Ik zie dat uw vrouw de spullen op de
loopband plaatst. U stopt spullen in een blauwe tas aan uw kar. In de andere tas die aan uw kar hangt, zitten duidelijk goederen. U laat de kassière niet in uw tas kijken. U haalt twee pakken kipfilet uit uw tas, maar laat verder niks zien.
Het afspelen van de camerabeelden in de zittingszaal wordt beëindigd.
De verdachte verklaart op vragen van de raadsheer:
Toen de kassière in mijn tas wilde kijken, heb ik de hendels gespreid. Ze heeft mij niet gevraagd de tas te openen. Ik heb dat op vrijwillige basis gedaan. Wat de kassière verklaart is niet correct. Er was ook nog een mannelijke medewerker. Hij instrueerde de vrouwelijke medewerkster om mij te controleren. Hij is niet op de beelden te zien. Om de kipfilet te pakken moest ik met mijn arm ver de tas in, helemaal tot mijn elleboog. Ik kan daarom niet van alles hebben meegenomen. De potten saus en de fles wijn heb ik teruggezet in de winkel. U vraagt mij waarom ik de spullen in de winkel in mijn tas doe, in plaats van in de kar. Zo winkel ik gewoon. Ik snap dat dit de verkeerde indruk kan wekken, maar dat is niet genoeg om te worden veroordeeld. De aandacht kwam op mij omdat ik er zogenaamd eerder was geweest. Mijn vrouw en ik houden onze boodschappen gescheiden. Mijn vrouw winkelt voor zichzelf en voor onze zoon en ik voor mezelf. Ik ben verantwoordelijk voor de betaling. Op die dag heb ik echt voor alles betaald. Ik ben niet met spullen weggelopen die ik niet heb betaald.
De verdachte verklaart op vragen van de advocaat-generaal:
Ik heb er niet zo bij nagedacht toen ik de spullen in de tas stopte. Ze zeggen dat ik kilo’s bananen zou hebben meegenomen, maar dat is echt niet zo. Het waren er misschien drie of vier. De noten heb ik ook gewoon afgerekend. Ik heb ook de kip en wat andere spullen in de tas gestopt. De wijn en de saus heb ik uiteindelijk teruggezet, omdat we uiteindelijk besloten geen pasta meer te gaan maken. De beelden laten niet zien dat ik dingen terugzet. We waren eerst bij de wijn en daarna helemaal bij het vlees. Dit ligt heel ver uit elkaar en dat is niet terug te zien op de beelden.
De verdachte verklaart op vragen van de raadsman:
Ik raakte bij de kassa afgeleid door alle tumult. Anders zou ik de kip zeker hebben betaald. Ik had gewoon geld bij me. Gelukkig was mijn vrouw wel helder en vroeg ze mij waar de kip was. Er zat nog een andere tas in de bigshopper. Ik heb vandaag ook een tas meegenomen met daarin alle goederen waarvan ik word beschuldigd deze zonder te betalen te hebben meegenomen. Er zit wijn in, fruit en bijna vier kilo bananen. Dat ziet er zo uit.
De verdachte toont de boodschappentas.
De raadsman deelt mede:
De in het proces-verbaal van aangifte opgenomen lijst van goederen op pagina 41 van het dossier ligt ook als bewijsmiddel ten grondslag aan het vonnis. In de tenlastelegging staat een bedrag van € 41,33 genoemd en ook in het vonnis wordt verwezen naar het bonnetje. Mijn cliënt verkeert in de veronderstelling dat hij een lege tas bij zich had. Hij stelt dat hij zijn hand erin kon doen. Ik wil u vragen om de tas met goederen die cliënt u zojuist heeft getoond te vergelijken met de beelden alvorens te oordelen.
De verdachte verklaart met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden:
Ik ben logistiek coördinator bij de [winkel 1] en verdien netto ongeveer € 2200,00 per maand.
Mijn partner heeft ook eigen inkomsten. Ik heb geen schulden. Ik heb bijna mijn hele leven in
[land] gewoond.
De advocaat-generaal leest de vordering voor en voert het woord als volgt:
In het proces-verbaal van 7 november 2022 wordt beschreven dat de verdachte meerdere fruitproducten in zijn tas doet. De fles wijn gaat eerst in de kar en later wordt deze
naar de tas verplaatst. Bij de kassa legt de verdachte de spullen uit de tas niet bij de andere
spullen op de band. De kassière en tevens getuige heeft hierover verklaard dat de verdachte
weigerde de tas te openen toen zij de inhoud hiervan wilde controleren en dat de verdachte vervolgens twee pakken kipfilet uit de tas haalde en op de bank legde. Daarnaast bevat het dossier de verklaring van de getuige [getuige] die ziet dat de verdachte met een lege tas de winkel binnenkomt en met een gevulde tas de winkel weer verlaat. Naar uiterlijke verschijningsvorm heeft de verdachte zich heer en meester willen maken over de producten in zijn tas door deze niet ter betaling aan te bieden bij de kassa en geen toestemming te geven om de inhoud van zijn tas te controleren. Ik stel mij op het standpunt dat diefstal kan worden bewezen op grond van de aangifte, de camerabeelden, de getuigenverklaringen en hetgeen ik zelf ter zitting heb waargenomen. Het alternatieve scenario dat door de verdachte wordt geschetst acht ik niet aannemelijk, nu nergens uit blijkt dat de producten zijn teruggezet. De politierechter is op goede gronden tot een veroordeling gekomen. Ik eis conform de richtlijnen een geldboete van € 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
De vordering wordt aan het gerechtshof overgelegd en in het dossier gevoegd.
De raadsman voert het woord overeenkomstig de ter terechtzitting overgelegde pleitnota, die in het dossier wordt gevoegd en als hier ingevoegd geldt.
De advocaat-generaal voert het woord in repliek:
Wat betreft de discrepantie tussen de lijst met goederen op pagina 41 van het dossier en de gefotografeerde bon op pagina 43, merk ik op dat de mandarijnen zijn aangemerkt als kakifruit.
De raadsman voert het woord in dupliek:
Ik persisteer bij mijn standpunt dat het om verschillende goederen gaat. Mandarijnen en kakifruit
zijn verschillende goederen.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij verklaart:
Mijn advocaat heeft een goed overzicht gegeven. De verdenking is heel theoretisch en op vooronderstellingen gebaseerd. Het komt neer op de gedachte dat iets waar is, terwijl er geen bewijs is dat het is gebeurd. De opnames zijn gefragmenteerd en zeggen dus heel weinig. Ik accepteer dat mijn gewoonte tijdens het winkelen als verdacht kan worden aangemerkt, maar voor zover ik weet is er nog nooit iemand veroordeeld enkel op grond van een verdenking.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte aldus niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis, waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 november 2020 te Warmenhuizen, gemeente Schagen een hoeveelheid levensmiddelen (ter waarde van 41,33 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - kort gezegd - het volgende aangevoerd:
Het is niet mogelijk om de door de verdachte gebruikte boodschappen tas te vullen met de producten op de bon, zonder dat deze zou uitpuilen van de spullen. Dit heeft de verdachte met een demonstratie hier ter zitting duidelijk gemaakt. Als de verdachte daadwerkelijk zoveel spullen in zijn tas zou hebben gestopt, dan had hij niet zo diep in zijn tas hoeven grijpen om de pakken kipfilet die hij aan de kassière overhandigde te kunnen pakken. De betreffende pakken kipfilet zouden dan al op de beelden te zien moeten zijn op het moment dat de verdachte bij de kassa aankomt. Dit is echter niet het geval. De tas was op een andere boodschappentas en de twee kilo kipfilet na, helemaal leeg.
Daarnaast is op de camerabeelden is te zien dat de verbalisant met zijn telefoon een video maakt, terwijl door de medewerker van de [winkel 2] wordt geselecteerd welke beelden deze verbalisant mag opnemen. In de rechter kantlijn is te zien dat er camera’s zijn gericht op vrijwel alle gangen van de winkel. Met deze beelden had kunnen worden aangetoond dat het klopt wat de verdachte zegt. Hij overlegt regelmatig met zijn vrouw en als hij producten uit zichzelf heeft gepakt die toch niet nodig blijken te zijn, dan legt hij deze terug op de plek waar hij op dat moment is. Zo is de fles wijn niet terug gelegd in het schap van de wijnen, maar elders in de winkel, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van 10 november 2020 hingen in het betreffende filiaal van de [winkel 2] op 7 november 2020 een achttiental camera’s op strategische plekken. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de camerabeelden van 7 november 2020 bekeken. De verdachte heeft zichzelf hierop herkend. De suggestie van de verdediging dat, zo begrijpt het hof het verweer, door de verbalisanten slechts een selectie gemaakt is/mocht worden van de camerabeelden vindt zijn weerlegging in het proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2022 van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina 16) waarin het ophalen van de camerabeelden is vastgelegd en waaruit een dergelijke beperking niet blijkt.
Het hof heeft op de camerabeelden waargenomen dat de verdachte o.a. een fles wijn in zijn kar legt en twee potten rode saus in de kar van zijn echtgenote, welke hij later bij de kassa niet op de toonbank plaatst. De beelden tonen voorts dat de verdachte de fles wijn in de winkel vanuit zijn winkelkar naar zijn boodschappentas verplaatst. Tot slot heeft het hof waargenomen dat in de tas die aan de boodschappenkar van de verdachte hangt, duidelijk goederen zitten op het moment dat hij langs de kassa loopt. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij de goederen zou hebben teruggelegd, acht het hof gezien de camerabeelden ongeloofwaardig en in strijd met wat op de beelden wordt waargenomen, daar waar uit het proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2020 van verbalisant [verbalisant 3] (pag. 19 e.v.) naar aanleiding van het uitkijken van de camerabeelden blijkt dat alle handelingen van de verdachte zijn beschreven (filmpje 1: ‘Daarna zie ik hem op wat verspringende beelden in een andere gang lopen, waarbij ik hem wel herken maar hem geen handelingen zie verrichten.’; filmpje 2: ‘Alle hiervoor genoemde fragmenten vormen tezamen een opvolgend geheel, waarbij de verdachte is gevolgd. Hierbij is te zien, dat hij alleen is en nergens een door hem gepakt en in zijn kar en/of tas gestopt artikel ergens in de winkel teruglegt.’).
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van aangifte van7 november 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], doorgenummerde pagina’s 40-42.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 november 2020 door aangever [aangever] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Op 7 november 2020 was ik in de [winkel 2] aan het [adres 2]. Op zaterdag 7 november 2020 omstreeks 15:35 uur, herkende een werknemer van mij een winkeldief van een eerdere winkeldiefstal. Deze werknemer zat achter kassa 3. Hij zag de man bij kassa 4. Toen mijn werknemer deze man herkende heeft hij zijn teamleider hierop geattendeerd. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- Man
- Ongeveer 35 à 40 jaar
- Lang en breed postuur
De man droeg sneakers en had een blauwe bigshopper bij zich. Deze bigshopper hing aan de winkelwagen die bij zich had. De man was samen met een vrouw in de winkel. Op zaterdag 7 november om 15:38 passeerde de man met de blauwe bigshopper kassa 4. Bij het passeren van de kassa betaalde hij niet voor de goederen in de blauwe bigshopper.
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 7 november 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5], doorgenummerde pagina’s 31-33.Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als de door getuige [getuige] ten overstaan van voornoemde verbalisant afgelegde verklaring:
Ik ben werkzaam bij de [winkel 2]. Deze [winkel 2] is gevestigd aan het [adres 2], gemeente Schagen. Vandaag, zaterdag 7 november 2020 omstreeks 15.30 uur, bevond ik mij in de [winkel 2].
Omstreeks voornoemd tijdstip zag ik een man de winkel binnen komen lopen. Ik herkende
de man van een eerdere winkeldiefstal. Ik zag dat
hij met een winkelwagen van de [winkel 2] naar binnen ging. Ik zag, op het gedeelte waar een kind kan zitten, een blauwe tas staan. Het leek op een grote [winkel 2] tas. Ik zag dat deze tas in elkaar gekreukeld op het zitje stond. Voor zover ik zo kon zien leek de tas leeg. Ik zag dat er achter de man ook een vrouw de winkel in kwam. Ik zag dat zij achter de man de winkel in ging en dat zij samen door de winkel liepen. Ik zag ook dat ze met elkaar in gesprek waren. Ik zag niet veel later dat de man en vrouw naar de kassa kwamen. Ik zag dat de man voorop liep en dat de vrouw achter hem aan liep. Ik zag dat zij beiden goederen op de transportband
legden en dat de vrouw uiteindelijk deze goederen betaalde. Echter, ik zag dat de tas die ik eerder heb omschreven, gevuld was met ik vermoed goederen van de [winkel 2]. Ik zag dat de man de kassa passeerde zonder voor deze goederen te betalen.
3.
Het hof heeft de zich in het dossier bevindende Cd-rom, inhoudende de camerabeelden gemaakt bij de [winkel 2] te Warmenhuizen op 7 november 2020, ter terechtzitting afgespeeld. Het hof heeft daarbij een eigen waarneming gedaan.
De
eigen waarneming van het hofhoudt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De verdachte pakt een fles wijn uit het schap. De verdachte vervolgt zijn weg door de supermarkt en pakt vervolgens twee potten rode saus. De fles wijn ligt op dat moment in de kar. De verdachte verplaatst de fles wijn vervolgens vanuit zijn winkelwagen naar de boodschappentas die hieraan hangt. Op de beelden bij de kassa zijn de fles wijn en de potten saus niet op de toonbank te zien. De verdachte legt geen goederen op de band. In de blauwe tas aan de kar van de verdachte zitten goederen.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 10 mei 2022.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben de persoon op de beelden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 7 november 2020 te Warmenhuizen, gemeente Schagen, een hoeveelheid levensmiddelen die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van 501 euro, te vervangen door 10 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 200 euro, subsidiair 4 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal door verschillende goederen uit de supermarkt in zijn boodschappentas te stoppen en deze vervolgens niet ter betaling aan te bieden bij de kassa. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal betreft een hinderlijk feit dat de bedrijfsvoering verstoort en voor winkeliers schade oplevert. Het hof rekent de verdachte bovendien de doortrapte wijze waarop de hij zich meer goederen heeft toegeëigend dan hij ter betaling heeft aangeboden, te weten het verstoppen van goederen in een boodschappentas, aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie is de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke geldboete passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
De raadsheer geeft aan verdachte kennis dat hij binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest en maakt hem opmerkzaam op zijn recht om ter terechtzitting van dat recht afstand te doen
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffiers is vastgesteld en ondertekend.