ECLI:NL:GHAMS:2022:3938

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
23-000523-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met vreemdelingenrechtelijke consequenties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor winkeldiefstal. De verdachte, een Algerijnse asielzoeker, was eerder door de politierechter in de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De raadsman van de verdachte pleitte voor een taakstraf in plaats van een vrijheidsbenemende straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van een gevangenisstraf op zijn asielaanvraag.

Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van kleding uit een winkel in Amsterdam, gepleegd op 24 oktober 2021, samen met een medeverdachte. De verdachte had gebruik gemaakt van een geprepareerde rugtas, wat duidt op een geraffineerde werkwijze. Het hof vond de winkeldiefstal een ernstig feit dat veel schade veroorzaakt voor de gedupeerden. Gezien de recidive van de verdachte en de ernst van het feit, besloot het hof de eerdere veroordeling te vernietigen en legde een gevangenisstraf op van 4 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 29 september 2022
parketnummer 23-000523-22
datum vonnis eerste aanleg 17 februari 2022
parketnummer 13-288504-21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op
29 september 2022.
Tegenwoordig:
mr. R.D. van Heffen raadsheer,
en E.C. van Eijck van Heslinga griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M. Spruijt, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte,
gedagvaard als:
[verdachte]
geboren [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
adres: [adres 1],
thans gedetineerd te [detentieadres],
is niet verschenen.
De raadsheer constateert dat een tolk in de Algerijnse taal in de zittingszaal is verschenen. Nu de verdachte niet is verschenen, wordt het de tolk vergund de zittingszaal te verlaten.
De raadsheer deelt mede dat blijkens de bij het hof binnengekomen afstandsverklaring van
29 september 2022 de verdachte afstand doet van zijn recht om bij de zitting van heden aanwezig te zijn.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.I. L'Ghdas, advocaat te Amsterdam, die desgevraagd verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd als advocaat de verdachte te verdedigen.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsman van de verdachte wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat de verdachte zich niet kan verenigen met de straf.
De raadsman en de advocaat-generaal delen desgevraagd mee geen behoefte te hebben aan het voorhouden van stukken.
Naar aanleiding van vragen over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte deelt de raadsman het volgende mede:
Mijn cliënt is een asielzoeker uit Algerije. Hij kreeg te maken met problemen in Ter Apel, veel dingen zijn daar spaak gelopen. Hij is afhankelijk van een kleine toelage. Mijn cliënt is in hoger beroep gegaan omdat hij zijn kansen op een asiel reëel wil houden. Indien in deze zaak een gevangenisstraf wordt opgelegd, zou dat een toekenning van asielaanvraag negatief kunnen beïnvloeden.
De raadsheer deelt mede de verkorte inhoud van het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte van 8 september 2022.
De advocaat-generaal voert het woord, leest vordering voor en legt die aan het hof over. Deze wordt in het dossier gevoegd. Hij betoogt:
Het feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.. De verdachte heeft geen respect voor het eigendom van anderen en door feiten als deze worden winkeliers op kosten gejaagd. Bovendien blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat de verdachte een recidivist is. Het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, heeft veel weg van mobiel banditisme. Alles afwegende in deze zaak, zie ik geen reden om een andere dan een deels onvoorwaardelijke, vrijheidsbenemende straf te eisen. De gevorderde straf in eerste aanleg doet mijn inziens geen recht aan de ernst van het feit en aan de omstandigheden waaronder dit werd begaan. Ik vorder een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan
2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman voert het woord tot verdediging als volgt:
Mijn cliënt zit in een overlevingsmodus. Door die omstandigheid komt hij af en toe in de verleiding. Er is geen sprake van mobiel banditisme; dan zou je elke dag op rooftocht moeten zijnen bovendien worden dergelijke feiten gepleegd binnen een groter samenwerkingsverband. Daarvan is in deze zaak absoluut geen sprake. Ik doe het hof het dringende verzoek om de strafmodaliteit te wijzigen en in plaats van een vrijheidsbenemende straf een taakstraf op te leggen.
De advocaat-generaal voert in repliek het volgende aan:
Ik kwalificeer het voorliggende feit niet als banditisme, maar gelet op het strafblad vabn verdachte lijkt het met hem wel die kant op te gaan. Het voorliggende feit betreft geen simpele winkeldiefstal, maar een die wordt gepleegd in een samenwerkingsverband, waarbij bovendien gebruik is gemaakt van een geprepareerde tas.
De raadsman persisteert.
Aan de raadsman wordt het recht gelaten namens de verdachte het laatst te spreken.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat hij terstond mondeling arrest zal wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, kleding, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 24 oktober 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander kleding, die toebehoorde aan winkelbedrijf [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het ten laste gelegde en bewezen geachte feit door de verdachte is begaan.
1.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2021218740-10 van 25 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerd pagina’s 16-20.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als tegenover verbalisant voornoemd op voormelde datum afgelegde verklaring van de
verdachte:
V: U bent gisteren aangehouden voor een winkeldiefstal uit de [winkel], gelegen aan [adres 2] te Amsterdam. Wat kunt u hier over verklaren?
A: Ik was met een vriend. We zijn binnen gegaan en zijn wat gaan rond lopen in de winkel. We zagen twee overhemden die we mooi vonden. Toen zei ik jij kan er een meenemen en ik kan er een meenemen. Ik weet niet wat hij allemaal heeft meegenomen. Toen zijn we naar buiten gegaan en werden wij aangehouden en werd de politie erbij gehaald.
V: Hoe heeft u die overhemden meegenomen?
A: Ik heb ze in mijn vest gedaan.
V: Heeft u de overhemden ter betaling aangeboden bij de kassa?
A: Nee
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021218740-11 van 25 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s 10-11.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Aanleiding onderzoek
Op 24 oktober werd er in de [winkel], gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam, een winkeldiefstal gepleegd. De camerabeelden hiervan zijn verstrekt.
Waarnemingen
Ik zie dat [medeverdachte] en [verdachte] (
het hof begrijpt: respectievelijk de medeverdachte en de verdachte)achter een rek met kleding staan en dat zij beide een witkleurige blouse in de verpakking pakken. Ik zie dat ze elkaar aankijken en bezig zijn achter het kledingrek. Als ze weglopen hebben ze geen blouse meer in hun handen.
Ik zie dat [medeverdachte] en [verdachte] bij een kledingrek met broeken staan. [medeverdachte] heeft een donkerkleurige lange broek vast, welke hij oprolt en in zijn jas doet. [verdachte] geeft een korte broek aan [medeverdachte] en hij stopt deze ook in zijn jas. Ik zie dat [verdachte] een derde kledingstuk bij [medeverdachte] in de jas stopt. [medeverdachte] pakt een jas van het rek en ze gaan beide uit het zicht staan. [verdachte] haalt zijn zwarte rugzak van zijn rug en opent deze. [medeverdachte] rolt de jas op en propt deze in de zwarte rugzak. Ik zie dat [verdachte] hierbij helpt. De verdachten lopen richting de uitgang van de [winkel]. Ik zie dat geen van beide goederen aanbied bij de aanwezige kassa’s. Verdachten lopen beide naar buiten en worden buiten de winkel gepakt door de beveiliging. Ik heb de camerabeelden gezien en verklaar hierbij dat de verdachten op de camerabeelden en de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] één en dezelfde persoon zijn.
3.
Een geschrift, zijnde een aangifteformulier winkeldiefstal, met bijlagen, van 24 oktober 2021 betreffende de onderneming [winkel], gevestigd te Amsterdam, doorgenummerde pagina’s 6-8.
Dit formulier houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als verklaring van
[naam]:
Ik werk als beveiligingsmedewerker bij de [winkel]. Ik zag op 24 oktober 2021 dat twee personen de [winkel] te Amsterdam verlaten zonder de goederen te betalen. Ik heb de twee personen aangesproken en deze zijn vrijwillig meegegaan naar de onderzoekruimte. De personen gaven op te zijn: [medeverdachte] en [verdachte].
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet de persoon.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van kleding uit de [winkel]. De verdachte heeft dit samen met een ander gedaan en daarbij bovendien gebruik gemaakt van een geprepareerde rugtas, waaruit het hof afleidt dat de verdachte en zijn mededader geraffineerd te werk gingen. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat veel hinder en schade veroorzaakt bij de gedupeerden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 september 2022 is hij meermaals eerder met justitie in aanraking gekomen ter zake (gekwalificeerde) diefstal en is hem daarvoor eenmaal een definitieve strafbeschikking opgelegd. Het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
De raadsheer geeft aan de gemachtigde raadsman te kennen dat de verdachte binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest en maakt hem opmerkzaam op zijn recht om ter terechtzitting van dat recht afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.