ECLI:NL:GHAMS:2022:3933

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-000586-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding Wegenverkeerswet

Op 16 november 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 januari 2022 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die op 24 juli 2021 in Amsterdam werd betrapt op het overtreden van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een hoeveelheid van 705 microgram werd vastgesteld. De verdachte, wiens naam en persoonlijke gegevens in het document zijn geanonimiseerd, heeft afstand gedaan van het recht om in cassatie te gaan tegen de uitspraak van het hof.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en 10 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor een periode van 6 maanden de bevoegdheid ontnomen om motorrijtuigen te besturen. De bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft bepaald dat de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd of ingehouden, in mindering zal worden gebracht op de duur van de bijkomende straf.

De uitspraak is gedaan door mr. S.M.M. Bordenga, in aanwezigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier. De zaak is behandeld in de enkelvoudige strafkamer van het hof, en de beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 96-256590-21
parketnummer hoger beroep : 23-000586-22
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 16 november 2022 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2022 in de zaak tegen de verdachte:
naam:
[verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
adres: [adres].

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (705 microgram).
Gepleegd
op 24 juli 2021 te Amsterdam.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, in bijzijn van mr. S.W.H. Bootsma, griffier.
mr. S.M.M. Bordenga
De verdachte en de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting afstand gedaan van het recht beroep in cassatie in te stellen.