Op 16 november 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 28 maart 2022 was gewezen. De zaak betreft de verdachte die wordt beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het verbod zoals gesteld in artikel 3 onder C van de Opiumwet. De feiten van de zaak zijn dat de verdachte op 17 september 2020 in Amsterdam betrokken was bij activiteiten die in strijd zijn met de Opiumwet. De verdachte had geen bekende woon- of verblijfplaats en werd in verstek veroordeeld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht.