Op 16 november 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 januari 2022 was gewezen. De zaak betreft de verdachte die op of omstreeks 24 december 2021 in Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, heeft vernield. De verdachte, geboren in 1989 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete en een gevangenisstraf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 300,00 en 6 dagen hechtenis, waarbij de hechtenis kan worden vervangen bij gebreke van betaling. Tevens is de proeftijd verlengd met een jaar, zoals vermeld in het eerdere vonnis van de politierechter van 7 oktober 2021. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit betrekking heeft op de tenlastegelegde vernieling van de muur. De uitspraak is gedaan door mr. S.M.M. Bordenga, in bijzijn van griffier mr. S.W.H. Bootsma.