In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 april 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel, die in zoverre werd vernietigd.
De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 624,65, welke was toegewezen. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, terwijl de raadsvrouw van de verdachte primair verzocht heeft de vordering niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair om matiging heeft verzocht.
Het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte materiële schade heeft geleden. De schade is vastgesteld op € 152,24, die de verdachte moet vergoeden. Voor de overige gevorderde schadeposten, waaronder kosten voor de scooter van de vriendin van de benadeelde en kosten voor vrij nemen, heeft het hof geoordeeld dat deze niet voldoende onderbouwd zijn en dat de benadeelde partij in die vorderingen niet-ontvankelijk is. Het hof heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd om te waarborgen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
De beslissing van het hof houdt in dat de vordering van de benadeelde partij tot € 152,24 wordt toegewezen, terwijl de overige vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het hof heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal drie dagen, zonder dat dit de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer opheft. De aanvangsdatum van de wettelijke rente is vastgesteld op 3 april 2018. Het hof bevestigt het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.