ECLI:NL:GHAMS:2022:3892

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
23-004447-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan criminele organisatie en medeplegen van handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlastegelegde feiten, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De verdachte werd wel veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van het handelen in strijd met de Opiumwet. De feiten betroffen de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 november 2016, waarin de verdachte betrokken was bij de handel in cocaïne en XTC-pillen. Het hof oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie die zich bezighield met drugshandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke misdrijven. De verdachte had een coördinerende rol binnen de criminele organisatie en maakte misbruik van de verslaving van medeverdachten. Het hof weegt ook de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte mee, zoals het hebben van een vaste baan en het zorgen voor zijn zoon, maar concludeert dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigt. De in beslag genomen telefoons werden verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004447-17
datum uitspraak: 17 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-650540-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 februari 2022 en 3 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is bij voormeld vonnis vrijgesproken van de onder 2 (impliciet cumulatief) tenlastegelegde gedragingen met betrekking tot XTC-pillen. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze vrijspraak.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is – voor zover in hoger beroep nog inhoudelijk aan de orde – aan de verdachte tenlastegelegd dat:

1.hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met

15 november 2016 te Amsterdam en/of Hoorn en/of Diemen en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie - gevormd door (onder meer) verdachten
[verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] ,
welke tot oogmerk had het plegen van misdrijven en/of het plegen van misdrijven strafbaar gesteld in de Opiumwet, namelijk:
- het (telkens) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van hoeveelheden cocaïne en/of XTC pillen, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of
- het plegen van voorbereidingshandelingen, als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, tot het plegen van feiten bedoeld in artikel 2 juncto artikel 10 vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet welke deelneming onder meer bestond in/uit het (samen met een of meer andere deelnemer(s) aan die organisatie) (telkens):
- ontwikkelen van plannen om een of meer van vorenbedoelde misdrijven te begaan en/of
- inkopen en/of verkopen en/of vervoeren en/of opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en of XTC pillen, althans van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- afgeven en/of verstrekken van cocaïne en/of XTC pillen , althans van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I aan een of meer andere deelnemer(s) van voornoemde organisatie en/of aan de voor voornoemde organisatie werkende verkoper(s) en/of koerier(s) en/of
- ter beschikking stellen van een of meer mobiele telefoon(s) en/of een of meer simkaart(en) en/of auto('s) en/of fiets(en) in elk geval (een) vervoermiddel(len) aan een of meer andere deelnemer(s) aan voornoemde organisatie en/of aan de voor voornoemde organisatie werkende verkoper(s) en/of koerier(s) en/of
- ter beschikking stellen van een woning als uitvalsbasis en/of opslagplaats voor cocaïne en/of XTC pillen, althans van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I aan voornoemde organisatie en/of aan de voor voornoemde organisatie werkende verkoper(s) en/of koerier(s) en/of
- inkopen en/of aanwezig hebben van materia(a)l(en) en/of verpakkingsmateria(a)l(en) bestemd voor het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of vervaardigen van cocaïne en/of XTC pillen, althans van (een) middel(en) op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- hebben/onderhouden van (al dan niet) versluierde telefonische en directe contact(en) met een of meer andere deelnemer(s) aan voornoemde organisatie en/of koper(s) en/of
- ( doen) betalen van een of meer geldbedrag(en) en/of in het vooruitzicht stellen van een of meer gunst(en) aan een of meer andere deelnemer(s) van die organisatie en/of aan de voor voornoemde organisatie werkende verkoper(s) en/of koerier(s),

2.Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 november 2016 te Amsterdam en/of Hoorn en/of Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Het hof overweegt in dat verband dat de bij Opiumwetdelicten vaak in de tenlastelegging opgenomen passage “zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I/II” moet worden beschouwd als een louter kwalificatieve zinsnede die geen deel uitmaakt van de feitomschrijving, zodat de bewijsvraag daarop geen betrekking heeft. De rechtbank heeft deze passage dan ook ten onrechte opgenomen in de bewezenverklaring.
Partiële vrijspraak
Het hof is van oordeel dat hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, voor zover inhoudende – kort gezegd – het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Omdat de advocaat-generaal in zoverre vrijspraak heeft gevorderd (en de raadsvrouw ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak heeft bepleit), wordt dit oordeel niet nader gemotiveerd.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde (partieel) moet worden vrijgesproken van de periode
1 januari 2015 tot en met 1 maart 2016. De verdediging heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte de twee ‘dealertelefoons’ (het hof begrijpt: twee Nokia telefoons met daarin simkaarten van telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 1] , respectievelijk [telefoonnummer 2] ) pas vlak voor Koningsdag in april 2016 heeft overgenomen van een kennis en dat hij pas vanaf dat moment cocaïne heeft verhandeld.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De bewijsmiddelen – die zijn opgenomen in een bij dit arrest gevoegde bijlage – zijn, in onderling verband en samenhang bezien, redengevend voor het bewijs van de gehele in de tenlastelegging onder 1 en 2 genoemde periode. Daarbij wijst het hof in het bijzonder op de verklaring die de getuige
[getuige 1] heeft afgelegd ten overstaan van de raadsheer-commissaris, waaruit volgt dat hij ten minste vanaf december 2014 drugs kocht bij de verdachte.
Voor de juistheid van de stelling dat de verdachte de twee dealertelefoons pas vlak voor Koningsdag in april 2016 onder zich heeft gekregen (en pas vanaf dat moment is gaan dealen), biedt het dossier geen enkel solide aanknopingspunt, terwijl de verdachte daarover op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep slechts een vage verklaring heeft afgelegd en aan die stelling in ieder geval op geen enkele wijze handen en voeten heeft gegeven. Bij die stand van zaken acht het hof die stelling niet aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande kan het tenlastegelegde wettig en overtuigend worden bewezen op de wijze als na te melden.
Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in een bij dit arrest gevoegde bijlage (die van dit arrest deel uitmaakt) wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.2.hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 november 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, van de Opiumwet.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren. Daarbij zijn algemene en bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft in het kader van de strafmaat aangevoerd dat niet is gebleken dat de verdachte een leidende rol heeft gehad en heeft voorts verzocht rekening te houden met de forse overschrijding van de redelijke termijn, het positieve reclasseringsrapport en de veranderde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Op die gronden is bepleit dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd van een duur die gelijk is aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met eventueel een forse taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode (bijna twee jaren), in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan – kort gezegd – cocaïnehandel. Uit het dossier komt naar voren dat de geoliede criminele organisatie waar de verdachte deel van uitmaakte verantwoordelijk was voor een zeer groot aantal drugstransacties met gebruikers. Op dagelijkse basis, gedurende diensten van 15:00 tot 24:00 uur, werd op de fiets, brommer en/of auto cocaïne geleverd aan een uitgebreide klantenkring in Amsterdam. Het is algemeen bekend dat cocaïnegebruik de (psychische) gezondheid van gebruikers forse schade kan toebrengen en kan leiden tot langdurige begeleiding en behandeling teneinde de verslavende werking van cocaïne te overwinnen, als dat al lukt. Cocaïnegebruik heeft daarnaast niet zelden negatieve en ontwrichtende gevolgen voor de sociale omgeving van de gebruiker en ook daarmee voor de maatschappij. De zeer lucratieve handel in deze drugs gaat bovendien gepaard met verschillende vormen van criminaliteit en heeft een corrumperende werking op de samenleving die buitengewoon zorgelijk is. De verdachte heeft kennelijk zijn eigen (financiële) gewin gesteld boven deze zeer schadelijke gevolgen van zijn handelen. Bij dit alles komt nog dat hij binnen de criminele organisatie een initiërende, coördinerende en aansturende rol vervulde, zo blijkt uit het dossier. De verdachte heeft in die positie misbruik gemaakt van de (cocaïne)verslaving van medeverdachten door hen de gelegenheid te bieden voor hem te gaan dealen, zodat zij in hun eigen verslaving konden blijven voorzien. De verdachte is zijn bepalende rol binnen het geheel tot in hoger beroep blijven bagatelliseren.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 januari 2022 is de verdachte (anders dan na te noemen medeverdachten) eerder (voorafgaand aan de in de onderhavige zaak bewezenverklaarde perioden) onherroepelijk veroordeeld voor harddrugs gerelateerde misdrijven. Dit weegt in het nadeel van de verdachte. Gelet daarop en op voornoemde bepalende rol die hij binnen de ‘drugsbende’ had, alsmede de duur en intensiteit van zijn betrokkenheid bij drugshandel, is voor de verdachte een zwaardere straf op zijn plek dan voor de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] , in wier zaken het hof heden ook arrest wijst.
Mede in het licht van de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden uitgesproken, acht het hof de (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de rechtbank heeft opgelegd, in beginsel zonder meer op zijn plaats. In strafmatigende zin houdt het hof echter rekening met het volgende.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij op dit moment een eigen woning heeft, een (vaste) baan heeft en drie dagen per week de zorg draagt voor zijn zoon. De verdachte gebruikt op dit moment geen drugs meer en zijn financiële situatie is stabiel. De stelling dat de verdachte een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven, vindt steun in het rapport van Reclassering Nederland van 27 januari 2022. Daarin is vermeld dat de verdachte, wiens voorlopige hechtenis met ingang van 24 mei 2017 is geschorst, gedurende het schorsingstoezicht het ingezette traject met beide handen heeft aangepakt en zich op alle leefgebieden actief heeft ingezet. Vóór zijn detentie was hij bekend met overmatig alcohol- en harddrugsgebruik. Dit laatste heeft er mede toe geleid dat hij is gaan handelen in drugs. Van drugsgebruik is inmiddels geen sprake meer en alcohol drinkt de verdachte nog slechts met mate, zo blijkt ook uit de urinecontroles waaraan hij heeft meegewerkt. Het schorsingstoezicht is na vier jaren voortijdig positief beëindigd. De leerdoelen zijn bereikt, aldus de reclassering.
Deze positieve ontwikkelingen leiden ertoe dat het hof (thans) een iets lagere straf passend acht dan door de rechtbank is opgelegd. Voor het opleggen van een gevangenisstraf die de duur van het reeds door de verdachte ondergane voorarrest – ruim zes maanden – niet overstijgt, is naar het oordeel van het hof evenwel geen ruimte. Het hof ziet daarbij onder ogen dat een (hernieuwde) detentie grote gevolgen zal hebben voor hetgeen de verdachte, met name in de periode na het instellen van het hoger beroep, heeft opgebouwd. De door de verdachte gepleegde feiten en de cruciale rol die hij binnen de criminele organisatie innam, zijn echter van een dermate ernst dat in het licht van zijn recidive niet met een andere of lichtere dan na te noemen gevangenisstraf kan worden volstaan.
Alles afwegend, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, in beginsel passend en geboden. Echter, zoals ook door de advocaat-generaal en de raadsvrouw is geconstateerd, is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep ruim overschreden. Namens de verdachte is immers op 18 december 2017 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van eerste aanleg, terwijl het hof dit arrest wijst op 17 maart 2022. Hierin ziet het hof aanleiding om het onvoorwaardelijke deel van de passend geachte gevangenisstraf met zes maanden te verminderen. Aan de verdachte zal dus worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van
28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voor het stellen van bijzondere voorwaarden ziet het hof niet langer aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Beslag
Het bewezenverklaarde is begaan met behulp van twee inbeslaggenomen, aan de verdachte toebehorende en niet teruggegeven Nokia telefoons (goednummers 5288177 en 5288325). Deze telefoons zullen daarom verbeurd worden verklaard.
Ten aanzien van de in beslag genomen bromfiets (goednummer 5288790), die niet aan de verdachte toebehoort, heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep meegedeeld dat deze reeds is teruggegeven aan de rechthebbende, zodat het hof ten aanzien van de bromfiets geen beslissing hoeft te nemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 10 en 11a (tot 1 maart 2015)/11b (vanaf 1 maart 2015) van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van de onder 2 tenlastegelegde gedragingen met betrekking tot XTC-pillen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een Nokia-telefoon (goednummer: 5288177)
- een Nokia-telefoon (goednummer: 5288325).
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T. de Bont, mr. J.J.I. de Jong en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 maart 2022.
BIJLAGE
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde
1.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 7290445 van 1 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (algemeen dossier deel 2, doorgenummerde pagina’s 463-470).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten (of één hunner):
Onderzoek: 13HAKIJZER
(…)
Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat er door de verdachten [het hof begrijpt: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 3] ] gebruik wordt gemaakt van 2 zogenaamde dealtelefoons. Dit zijn mobiele telefoons waarop klanten inbellen en hun bestelling van verdovende middelen doen. Vastgesteld is dat [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] de telefoonnummers van deze dealtelefoons zijn.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen histo – observatie – tap met nummer 2016119293 van 7 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (algemeen dossier deel 2, doorgenummerde pagina’s

508-511)

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Naar aanleiding van een onderzoek naar handel in verdovende middelen genaamd 13Hakijzer zijn historische bestanden [het hof: van telefoonnummers] opgevraagd.
Uit het historisch bestand van het GSM-nummer [telefoonnummer 1] is gebleken dat er in de periode 08-04-2016 tot en met 08-10-2016 11.517 telecomcontacten zijn geweest met 321 verschillende tegenbellers.
Uit het historisch bestand van het GSM-nummer [telefoonnummer 2] is gebleken dat er in de periode 13-04-2016 tot en met 13-10-2016 13.065 telecomcontacten zijn geweest met 393 verschillende tegenbellers.”
3. De
verklaring van de verdachte,afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 7 november 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik in verdovende middelen heb gehandeld. Op verschillende dagen was er iemand met de dealertelefoon aan het werk. Ik ging zelf ook wel eens aan het werk met de telefoon. Klanten belden mij en dan spraken we een plek af waar ik naar toe moest komen. Het ging dan om een halve of een hele gram coke. Ik ging lopend of op de fiets, een rode fiets. Ze betaalden mij € 50,- voor een gram en € 25,- voor een halve gram. Een dienst duurde van ongeveer 15:00 uur tot 24:00 uur. Na een dienst heb ik de telefoon wel eens op de [adres 2] [het hof begrijpt hier en verder: de [adres 2] ] neergelegd. Ik kwam daar wel vaak.
4. De
verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 16 februari 2022.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik had de dealertelefoons. Het is juist dat mensen naar die telefoons belden om cocaïne te bestellen.
5.
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL1300-2016119293-46 (KVI-dossier 13HAKIJZER, doorgenummerde pagina’s 39-41), inhoudende, zakelijk weergegeven en voor zover van belang:
Inbeslagneming
Plaats : [adres 3] .
Datum en tijd : 15 november 2016 te 16:05 uur.
Beslagene
Achternaam : [medeverdachte 3]
Voornamen : [medeverdachte 3]
Volgnummer 1
Goednummer : PL1300-2016119293-
5288325
Object : Communicatieap (Telefoon)
Aantal/eenheid : 1 St
Merk/type : Nokia
Kleur : Zwart
Bijzonderheden : In rechterbroekzak [medeverdachte 3]
6.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016119293 van 17 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar AML13103

([medeverdachte 3] , doorgenummerde pagina’s 311-314).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Onderstaande telefoon werd op 16 november 2016 aan mij, als digitaal rechercheur, voor onderzoek ter beschikking gesteld.
Omschrijving in beslag genomen mobiele telefoon:
Merk : Nokia
Eigen telefoonnummer sim : [telefoonnummer 2]
Goednummer : 5288525 [het hof leest verbeterd: 5288325]
Bijzonderheden/opmerkingen/defecten:
Toestel aangetroffen in rechterbroekzak van de verdachte [medeverdachte 3] .
7.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016119293 van 16 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] , [verbalisant 8] , [verbalisant 9] , [verbalisant 10] , [verbalisant 11] ,
[verbalisant 12] en [verbalisant 13] (algemeen dossier deel 2, doorgenummerde pagina’s
650-655).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten (of één hunner):
Uit tapinformatie bleek dat de verdachte [medeverdachte 1] op 15 november 2016 de gebruiker was van de deal[er]telefoon: [telefoonnummer 1] .
Verdachte
Naam: [medeverdachte 1]
Voornamen: [medeverdachte 1]
Observatie
Ik, [verbalisant 13] , zag dat [medeverdachte 1] op 15 november 2016 om 15.55 uur de centrale toegangsdeur van de [adres 4] te Amsterdam binnenging. Om 16.05 uur zag ik dat [medeverdachte 1] naar buiten kwam en wegfietste op een rode MacBike. Omstreeks 17.00 uur zag ik dat [medeverdachte 1] de centrale toegangsdeur van de [adres 4] [weer] binnenging.
Binnentreden woning [adres 4]
Om [medeverdachte 1] aan te houden en diens aanhouding niet kon worden uitgesteld en de deal[er]telefoon [telefoonnummer 1] in beslag te nemen, is door mij, [verbalisant 9] , zijnde hulpofficier van justitie, een mondeling bevel tot binnentreden gegeven met betrekking tot de woning aan de [adres 4] . Om 17.35 uur zijn wij, verbalisanten, die woning binnengetreden.
Aanhouding buiten heterdaad [medeverdachte 1]
Wij zagen [medeverdachte 1] vanuit de keuken naar de woonkamer lopen en hebben hem daar op 15 november 2016 te 17.36 uur direct buiten heterdaad aangehouden.
Doorzoeking [adres 4]
Tijdens de doorzoeking namen wij verder nog de volgende goederen aan:
 Mobiele telefoon; Nokia zwart.
 Mobiele telefoon; Nokia zwart met blauwe rand (bleek later de dealtelefoon [telefoonnummer 1] )
 Mobiele telefoon; iPhone 6
 Mobiele telefoon; Microsoft
Bovenstaande goederen zijn inbeslaggenomen.
Verklaring [getuige 2]
Tijdens de doorzoeking verklaarde [getuige 2] , hoofdbewoner van de woning, mij, [verbalisant 5] , het volgende: “De 4 mobiele telefoons zijn van [medeverdachte 1] .”
8.
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL1300-2016119293-33 (KVI-dossier 13HAKIJZER, doorgenummerde pagina 20), inhoudende, zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Plaats : Amsterdam
Datum : 15 november 2016
Volgnummer 1
Goednummer : PL1300-2016119293-
5288177
Object : Communicatieap (Telefoon)
Aantal/eenheid : 1 St
Bijzonderheden : Nokia met blauwe rand
9.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016119293 van 16 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar AML13103

([medeverdachte 5] , doorgenummerde pagina’s 174-177).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Onderstaande telefoon werd op 16 november 2016 aan mij, als digitaal rechercheur, voor onderzoek ter beschikking gesteld.
Omschrijving in beslag genomen mobiele telefoon:
Merk : Nokia
Eigen telefoonnummer sim : [telefoonnummer 1]
Goednummer : 5288177
10.
Een proces-verbaal van bevindingen “kluis [naam] en bijbehorende sleutel [verdachte] ” met nummer 2016119293 van 17 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 14] (algemeen dossier deel 2, doorgenummerde pagina’s 670-672).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Aantreffen sleutelbos verdachte [verdachte]
Op 15 november 2016 is de verdachte [verdachte] aangehouden ter zake handel in verdovende middelen. In zijn broekzak is een bos sleutels aangetroffen. Deze is in beslaggenomen.
Aantreffen kleine kluis [adres 2]
Op 15 november 2016 is de woning aan de [adres 2] doorzocht. Hierbij werd o.a. een kleine kluis aangetroffen. De kluis is inbeslaggenomen.
Sleutel past op kleine kluis
Een van de sleutels van de sleutelbos inbeslaggenomen onder de verdachte [verdachte] blijkt te passen op de kleine kluis, aangetroffen bij de doorzoeking in de woning [adres 2] .
Inhoud kluis
In de, met de sleutel van [verdachte] geopende kluis, aangetroffen in de woning aan de [adres 2] , zitten de volgende goederen.
1 kleine weegschaal itemnummer 5288495
Sealbags/snowseals/stickers itemnummer 5288496
1 zakje met wit poeder (100 gr) itemnummer 5288489
1 zakje met wit poeder itemnummer
5288491
1 zakje met restje wit poeder itemnummer 5288490
11.
Een geschrift, zijnde een rapport van 25 november 2016 van het Laboratorium Forensische Opsporing van de Politie Amsterdam met (rapport)nummer 1575N16, opgesteld door forensisch expert dr. [verbalisant 15] (algemeen dossier 2e aanvulling en

3e aanvulling, doorgenummerde pagina 861).

Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in:
Op 17 november 2016 werd op het politielaboratorium van [verbalisant 14] ontvangen onderstaand materiaal. Het materiaal werd onderzocht met behulp van microchemische reacties, gaschromatografie-massaspectometrie en handheld Ramanspectroscopie.
Omschrijving van het materiaal en identiteit
Item Omschrijving Bevat
52884911 plastic zakje waarin 3 plastic zakjes met 66,9 g wit poeder en brokjes cocaïne
12.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 16] en

[verbalisant 17] (algemeen dossier 1e aanvulling, doorgenummerde pagina’s 739-743).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als vraag (V) van de verbalisanten en, in antwoord (A) daarop, als de op 22 november 2016 tegenover de verbalisanten afgelegde
verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
V:
Ken je [verdachte] [het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte] ook zo?
A: Ik zag hem omdat ik wel eens wat [het hof begrijpt: cocaïne] haalde bij hem.
V: Had jij een nummer van hem als je zelf iets wilde kopen?
A: Ja, dat waren die twee nummers. Ik ben van klant zelf iets gaan verkopen. Ik gebruikte zelf daardoor veel meer.
V:
Hoe zou je zo een werkdag omschrijven?
A: We spraken af op [naam] [het hof leest hier en verder: [adres 2] ], rond een uur of 3. Daar kreeg ik de telefoon en een paar grammetjes mee. Dan moest ik wachten tot ik gebeld werd. We waren van 15 uur tot 24 uur bereikbaar. Daarna gaf ik alles weer terug aan [verdachte] .
V: Hoeveel gram kreeg je gemiddeld mee?
A: 5 á 8 gram, verdeeld in wikkels van een halve gram. De wikkels waren als klaar.
V: Als je aan het einde van de dag de spullen inleverde. Lever je ze dan ook wel eens bij
anderen in?
A; Ja, als [verdachte] er zelf niet was dan leverde ik ze bij [naam] in, meestal bij [naam] , die woonde daar geloof ik.
V: Kan je een getal geven van het aantal grammen dat je meekreeg?
A: Maximaal 10.
V: Hoeveel mocht je daar zelf van houden?
A: Niets. Ik kreeg 5 euro per pakje.
V: Hoe ging dat met die wikkels maken?
A; Ik weet dat niet. [verdachte] vertelde dit niet aan mij.
V: Hoeveel dagen per week werkte jij?
A: 2 à 3 dagen.
V: Wie heeft jou ingewerkt?
A: Dat is [verdachte] geweest.
V: Wat is de exacte rol van [verdachte] , hoe bepalend was hij in het werk?
A: Nou bepalend…het waren zijn telefoons en zijn drugs.
V: Maar als je op [naam] reed om 14 uur was hij degene die vertelde wat je ging doen?
A: Ja.
V: Hij leverde ook de drugs?
A: Ja.
V: Hoe lang ben je al klant bij [verdachte] ?
A: Een jaar of twee jaar.
V: Voordat je werkte bij [verdachte] en je alleen klant was, wie kwamen er dan leveren?
A: Weet ik niet meer precies. Vroeger waren er wel eens anderen maar dat kan ik niet herinneren? Ik weet niet wie er opgepakt zijn.
V: [verdachte] , [naam] [het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 3] [het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ] zitten vast.
A: Meestal [medeverdachte 3] . [verdachte] zelf kwam ook.
13. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg in de zaak met parketnummer
13-650636-16 van 7 november 2017.
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als de
verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2]:
U vraagt mij waarom ik met dealen ben begonnen.
Ik bestelde al cocaïne bij deze groep en het gesprek kwam er gewoon een beetje op. Het ging er om dat ik kon blijven gebruiken. Zo kon ik voorzien in mijn eigen verslaving.
Het is juist dat [verdachte] de cocaïne leverde. Voor wat betreft de werkdagen was het zo dat je te horen kreeg op welke dagen je beschikbaar moest zijn. [verdachte] zei dat tegen mij. Hij bepaalde dat.
14. De
verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 3], als getuige afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 7 november 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb in cocaïne gehandeld. Dat gebeurde met de mensen die hier vandaag met mij terechtstaan [het hof begrijpt: [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] ]. Ik deed dat ongeveer twee dagen per week. Wie wanneer werkte gebeurde in overleg. Ik had in ieder geval de dinsdag. Je begon om 15:00 uur en werkte tot 24:00 uur. Voor het werk gebruikte ik de twee dealertelefoons die in het dossier worden genoemd. De start van een dienst was op de [adres 2] . Daar lagen de drugs en telefoons al klaar. Ik verplaatste me meestal op een rode MacBike huurfiets. Op wikkels met een halve gram stond een kruisje. Voor verkoop van een halve gram verdiende ik € 5,- en voor verkoop een hele gram € 10,-. De opbrengst van een dienst legde ik na afloop op tafel of op de afzuigkap aan de [adres 2] . [verdachte] is een hele goede vriend van mij. Soms waren er bij aanvang van een dienst wel meerdere personen op de [adres 2] . Als je voorraad coke op was, dan gaf je dat door aan een ander en dan vroeg je of hij er even heen kon gaan. Het klopt dat mijn bijnamen zijn [medeverdachte 3] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] . De Nokia telefoon die bij in beslag is genomen, was denk ik een werktelefoon [het hof begrijpt: dealertelefoon].
15. De
verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 5], als getuige afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 7 november 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik cocaïne heb gedeald. Ik ken [verdachte] al 6 á 7 jaar en merkte dat dat groepje er was. Ik weet niet meer precies hoe het ging, maar op een gegeven moment vroeg ik zelf of ik ook kon dealen. Ik bestelde zelf ook wel eens wat bij [verdachte] of een van de anderen. Om te dealen kreeg ik een telefoon. Verschillende personen uit de groep brachten de dealertelefoon en de coke bij mij thuis, en het restant werd na een dienst ook weer bij mij thuis opgehaald. We deden dat met elkaar, met de personen die hier vandaag met mij terecht staan [het hof begrijpt: [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ]. Ik gaf zelf aan wanneer ik kon [het hof begrijpt: kon dealen].
16. De
verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1], als getuige afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 7 november 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb in cocaïne gehandeld. Ik deed dat met de mensen die hier vandaag met mij terechtstaan [het hof begrijpt: [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] ]. We deden dat vanuit [naam] . Ik had dan een van de twee dealertelefoons bij me en werd daarop gebeld door een klant. Ik werkte meestal twee dagen per week, maar ook wel eens vijf. Het dienstrooster werd in overleg gemaakt. Dat vond plaats als we bij elkaar waren of per telefoon. Dan ging dan zo van: “Wanneer kan jij?” en “Kan je dan of dan?”. Dat overleg vond plaats als we bij elkaar waren of per telefoon. Een vriend van mij vroeg of ik wilde dealen. Ik werd door die vriend voorgesteld aan de anderen en kon vrijwel gelijk aan de slag. Ik ben toen eerst bij iemand ingestapt die mij liet zien hoe het ging. De spullen lagen altijd klaar op [naam] . Daar haalde je ook een rode MacBike fiets op. Ik word ook wel [naam] , [naam] , [naam] of [naam] genoemd. Ik belde de dealertelefoon zelf ook wel eens als ik coke nodig had. Het klopt dat ik bij mijn aanhouding op 15 november 2016 te Amsterdam 20 wikkels met cocaïne in mijn jas had zitten. Dat was handel. Eén van de vier inbeslaggenomen telefoons was de dealertelefoon. Als er spullen werden teruggebracht bij [naam] nam ik dat wel [eens] in ontvangst. Ik legde dat dan op tafel of op de afzuigkap.
17.
Een geschrift, zijnde een namenlijst behorende bij foto’s van de verdachten in onderzoek 13Hakijzer (algemeen dossier deel 2, doorgenummerde pagina’s 717-718).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Foto 1:
[verdachte]
Foto 2:
[medeverdachte 2]
Foto 3:
[medeverdachte 3]
Foto 4:
[medeverdachte 1] / [naam] ) [medeverdachte 1]
Foto 5:
[medeverdachte 5]
18.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2016119293 van 21 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren

[verbalisant 18] en [verbalisant 2] (algemeen dossier 1e aanvulling, doorgenummerde pagina’s 745-758).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de vragen (V) van de verbalisanten en, in antwoord (A) daarop, als de op 21 november 2016 tegenover de verbalisanten afgelegde
verklaring van [getuige 3] :
V= Vraag /opmerking verbalisanten
A= Antwoord getuige /verdachte
V: Waar woont u?A: Te Amsterdam.
V: Gebruikt wel eens verdovende middelen?
A: Ja.
V: Zo ja wat wanneer en hoeveel?
A: Ongeveer 2 weken geleden en dan alleen cocaïne. Ik neem meestal een dingetje. Een halve
gram.
V:Hoe lang gebruikt u al?
A: Alles bij elkaar zo’n 15 jaar.
V: Waar sprak je af met de dealer(s)?
A: In de stad.
V: Welk(e) telefoonnummer(s) belt u daarvoor?
A: [telefoonnummer 1] . Ik heb [het hof leest: ken] dit nummer al heel lang. Ik koop al twee jaar via dit nummer coke. Dat andere nummer heb ik niet. Met dat andere nummer had ik een jaar lang besteld.
V: Wanneer bent u in contact gekomen met de dealer(s)?
A: Een aantal jaren geleden.
V: Welke soort verdovende middelen kunnen de dealer(s) leveren?
A: Ik weet alleen van coke.
Wat was de kwaliteit van deze verdovende middelen?
A: Prima.
Foto 1
V: Wie is deze man?
A: Ja, die ken ik en die is hier ook een keer hier geweest. Hij zat toen in de auto met nog iemand.
Dat is [verdachte] .
V: Hoe kent u deze man?
A: Uit de stad vandaan, uit het circuit.
V: Hoe lang kent u deze man?
A: Een aantal jaar. Hij is hier wel eens binnen geweest en ik had ook een paar keer bij hem coke
gekocht.
Foto 2
V: Wie is deze man?
A: Ja, die ken ik ook. Die is hier ook wel een paar keer geweest. Ik heb hem een paar keer gezien. De eerste keer heb ik hem een maand of 6 geleden gezien. Ik kocht toen ook bij hem coke en betaalde hem.
V: Hoe kent u deze man?
A: Toen hij hier voor de deur stond. Hij kwam naar mijn weten met de auto.
V: Hoe lang kent u deze man?
A: 6 maanden ongeveer.
V: Hoe vaak heeft u bij deze man drugs gekocht?
A: Hij is hier een paar keer geweest. Een keer of 4.
Foto 3
V: Wie is deze man?
A: Hem heb ik wel eens een keer gezien en wat bij hem gekocht. Ik heb hem misschien 2 of 3 keer gezien.
V: Hoe kent u deze man?
A: Door te bellen.
V: Hoe lang kent u deze man?
A: Ik zou niet eens weten wanneer de eerste keer was geweest.
V: Hoe vaak heeft u bij deze man drugs gekocht?
A: 2 of 3 keer had ik wat bij hem gekocht.
Foto 4
V: Wie is deze man?
A: Ja, die heb ik wel eens een keer gezien en 1 keer wat coke bij hem gekocht. Ik heb hem ook wel gezien met die jongen van foto 2.
V: Hoe kent u deze man?
A: Door te bellen.
V: Hoe lang kent u deze man?
A: Zelfde als die andere man van foto 2, ongeveer 6 maanden.
V: Hoe vaak heeft u bij deze man drugs gekocht?
A: Ik heb 1 x wel eens wat coke bij hem gekocht.
Foto 5
V: Wie is deze man?
A: Ja, die heb ik ook wel eens gezien. Ik heb toen ook wel eens wat bij hem gekocht.
V: Hoe kent u deze man?
A: Ik ken hem ook vanuit de stad vandaan en via bellen.
V: Hoe lang kent u deze man?
A: Ik ken hem ook al een maand of 6 of misschien iets langer.
V: Hoe vaak hebt u bij deze man drugs gekocht?
A: Ik denk drie keer dat ik wel eens drugs bij hem heb gekocht.
19.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2016119253 van 1 maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 19] (algemeen dossier 2e aanvulling en 3e aanvulling, doorgenummerde pagina’s 922-925).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als vragen (V) van de verbalisanten en, in antwoord (A) daarop, als de op 1 maart 2017 tegenover de verbalisanten afgelegde
verklaring van [getuige 4] :
A: Ik gebruikte cocaïne.
V: U werkt als portier in diverse horecagelegenheden. Alleen in Amsterdam of ook in andere plaatsen?
A: Alleen in Amsterdam.
V: Uit ons onderzoek is gebleken, dat u regelmatig belde met een man, die " [naam] " wordt genoemd. Hij noemt zichzelf ook " [naam] ". Weet u wie ik hiermee bedoel?
A: Nee, die namen zeggen mij niets.
V: [naam] gebruikte vaak het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Zegt dat nummer u iets?
A: Dat nummer zegt mij wel iets. Het is een nummer van dealers. Als je dat belde kreeg je steeds
verschillende mensen aan de lijn.
V: Wij hebben een onderzoek gedaan naar o.a. deze man [naam] / [naam] . Daarbij is gebleken, dat u regelmatig belde met [naam] / [naam] en afspraken maakte om hem te ontmoeten bij de horecagelegenheden " [horeca 1] ", " [horeca 2] " en de " [horeca 3] ". Wat was de reden van deze afspraken?
A: Ik heb dat nummer gebeld met mijn te telefoon. Ik belde dan voor mijzelf, want ik ben immers zelf ook een gebruiker.
V: Op vrijdag 11 november 2016 had u ook telefonisch contact met hetzelfde telefoonnummer [telefoonnummer 1] , maar toen sprak u met een man genaamd [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ). Is die [medeverdachte 3] een van de mogelijke dealers?
A: Dat zou heel goed kunnen zijn.
V: U heeft toen bij [medeverdachte 3] een bestelling gedaan. U vroeg om "een grote". Wat bedoelt u met een "grote"?
A: Dat is een hele gram en in dit geval cocaïne. Een kleine is een halve gram.
V: Hoe lang heeft u dat nummer * [telefoonnummer 1] in gebruik gehad?
A: Ik denk tussen de anderhalf en twee jaar. Ik heb dat nummer van een andere gebruiker
gekregen.
V: Door hoeveel mensen is bij u de cocaïne bezorgd?
A: Door ik denk 5 mensen. De ene werkte er pas de andere weer iets langer. Het leek wel of zij in een rooster werkten. Er waren er 3 bij die al vanaf het begin erbij waren. Dus de anderhalf tot twee jaar.
20.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 26 mei 2021, opgemaakt door mr. drs. G.M. Boekhoudt, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 mei 2021 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde
verklaring van [getuige 1], wonende te Amsterdam:
Wat kunt u vertellen over de dealers waar u in de drie jaar voorafgaand aan december 2016 bij kocht? Waren dat verschillende dealers?
Ik kreeg toen bij mij aan huis drie of vier verschillende dealers. Ik heb destijds bij de politie foto’s bekeken.
Mr. De Bruijn houdt foto 1 voor aan de getuige.
Getuige:ik denk dat dat [verdachte] is.
Mr. De Bruijn: heeft u bij deze persoon drugs gekocht?
Ja, als dat inderdaad [verdachte] is.
Kunt u iets vertellen over de periode waarin u cocaïne bij deze persoon kocht, teruggerekend vanaf december 2016?
Dat zal twee of drie jaar zijn geweest. Het zou zelfs misschien wel vier jaar kunnen zijn geweest.
Kunt u zich herinneren of u in die periode de hele tijd dezelfde persoon heeft gezien?
Niet aldoor dezelfde persoon. Ik zei net al, ik zag toen drie á vier personen bij wie ik cocaïne kocht. Degenen waar ik toentertijd foto’s van heb aangewezen bij de politie, kende ik als dealers.
Mr. De Bruijn houdt foto 3 aan de getuige voor.
Getuige:ja, hij kwam ook bij mij aan de deur
.
Mr. De Bruijn houdt foto 4 aan de getuige voor.
Getuige:ja, die kwam inderdaad ook bij mij aan de deur om cocaïne af te leveren.
21.
Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL1300-2016119293-12 van

15 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 18] en [verbalisant 20] ([verdachte] , doorgenummerde pagina’s 85-86).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten (of één hunner):
Op 15 november 2016, hielden wij, als verdachte aan:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Slotoverweging
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreffen, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.