ECLI:NL:GHAMS:2022:3840
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens het ontbreken van grieven
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 juli 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1999 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdergenoemde vonnis. Tijdens de zitting op 13 december 2022 heeft het hof vastgesteld dat er geen schriftelijke grieven zijn ingediend door of namens de verdachte, noch zijn er mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Dit gebrek aan grieven heeft geleid tot de conclusie dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigt.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, die stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden in het door hem ingestelde hoger beroep. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffiers, maar mr. P.C. Verloop en mr. I. Peetoom waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van het indienen van grieven in hoger beroep en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de ontvankelijkheid van de verdachte. Het arrest is openbaar uitgesproken tijdens de zitting van het gerechtshof op 13 december 2022.