ECLI:NL:GHAMS:2022:3797

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
23-000618-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld en afpersing in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging en afpersing in vereniging, gepleegd op 21 oktober 2019 te De Cocksdorp, gemeente Texel. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een telefoon, geldbedrag, hennep en een brandweerpieper, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen de aangever zijn gepleegd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de aangifte van de aangever, ondersteund door getuigenverklaringen en camerabeelden, betrouwbaar was. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was, maar het hof verwierp dit standpunt. De ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer werden zwaar meegewogen in de strafmaat. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelast.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000618-20
datum uitspraak: 6 december 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-254862-19, 13-033478-17 (TUL) en 13-654175-16 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 november 2021 en 22 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2019 te De Cocksdorp, gemeente Texel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Huwawei P30 Pro) een geldbedrag (ongeveer 150 euro), een hoeveelheid hennep/wiet en/of een brandweerpieper, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde01] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Huwawei P30 Pro) een
geldbedrag (ongeveer 150 euro), een hoeveelheid hennep/wiet en/of een brandweerpieper, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde01] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het
  • het tonen van een of meerdere mes(sen) aan die [benadeelde01] en/of
  • drukken van een mes tegen de borst, althans het lichaam, van die [benadeelde01] en/of
  • maken van stekende bewegingen met dat mes vlak voor het gezicht van die [benadeelde01] en/of het plaatsen van de punt van het mes onder op de kin van die [benadeelde01] en/of
  • (daarbij) (dreigend) die [benadeelde01] (op luide toon) de woorden toe te voegen "Ga met je kankerbek op de grond liggen” en/of “Ik zweer dat ik je neersteek" en/of "ik ga je kanker doodmaken" en/of "Waar is je kankergeld” en/of “Kom hier met die kankertelefoon” en/of "Waar is je kankerwiet” en/of "Als je de politie belt (..) dan steek ik je neer. Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte en [medeverdachte01] (hierna de medeverdachte) op 21 oktober 2019 [benadeelde01] (hierna: de aangever) in zijn woning hebben overvallen en een telefoon, brandweerpieper, geld en een bak natte wiet van hem hebben gestolen, dan wel hem gedwongen hun die goederen af te geven. Mede gelet op het geringe tijdverloop tussen het vertrekken van zijn werk en de melding die hij telefonisch bij de politie heeft gedaan, is de aangifte betrouwbaar. De aangifte wordt ondersteund door de verklaringen van verschillende getuigen. Voor de alternatieve scenario’s die door de verdachte en zijn medeverdachte zijn geschetst is onvoldoende steun te vinden in het dossier en zij wijken daarbij op belangrijke onderdelen van elkaar af. De verklaringen van de twee vrouwen die door de rechter-commissaris zijn gehoord zijn ongeloofwaardig omdat zij verklaren over zaken die zij niet hebben kunnen zien en een van de getuigen op het moment van verhoor een relatie had met de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte opnieuw dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Primair omdat er onvoldoende wettig bewijs is en subsidiair omdat het bewijs niet overtuigend is. De verdachte heeft bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg een verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in de woning van de aangever. Deze verklaring wordt ondersteund door bewijsmiddelen in het dossier. Op basis van de camerabeelden is niet uitgesloten dat de aangever al thuis was op het moment dat de verdachten bij zijn woning arriveerden, zoals de verdachte heeft verklaard. Er is geen ondersteuning voor de verklaring van de aangever dat hij is bedreigd met een mes en dat hij op de grond moest gaan liggen. Er is onderzoek gedaan aan de jas van de aangever, maar de daarop aangetroffen schade is niet te verbinden aan de door hem gestelde bedreiging met een mes. Ten slotte zijn bij de verdachte en de medeverdachte geen goederen van de aangever aangetroffen.
De verdachte had met de aangever afgesproken elkaar die avond te ontmoeten. Hij is naar het huis van de aangever gegaan om zijn tas op te halen die hij daar eerder was vergeten en om op de pof wiet te halen. De aangever was op dat moment thuis en speelde op zijn PlayStation. De verdachte en de medeverdachte zijn via de achterdeur naar binnen gegaan. Er ontstond een conflict over de tas, de wiet en een bedrag van € 150,00 dat de mannen de aangever verschuldigd waren voor eerder bij hem op de pof gekochte wiet. De aangever heeft hen vervolgens geduwd en gedreigd met een luchtdrukpistool. De aangever heeft met zijn aangifte willen verbergen dat hij in hennep handelde en had dus een motief voor de aangifte.
Het oordeel van het hof
De aangever heeft verklaard dat hij zijn woning binnenkwam en toen onder bedreiging met messen door twee reeds aanwezige personen is gedwongen geld en goederen af te geven. Een van de mannen heeft onder meer een mes op zijn borst gezet. De mannen hebben zijn telefoon en brandweerpieper meegenomen, kennelijk opdat hij de politie niet kon bellen en hulp kon inroepen. Zij hebben ook wat geld en een bak met natte wiet meegenomen. Hij heeft niet goed kunnen zien hoe de mannen eruit zagen. Zij hadden capuchons over hun hoofd en hun gezichten waren deels bedekt. Nadat de mannen de woning hebben verlaten is hij er achteraan gerend, kwam hij een kennis van hem tegen die achter de mannen is aangereden en is hij naar het [cafe01] gegaan om de politie te bellen. Later heeft hij met hulp van een buurman zijn telefoon teruggevonden. Ook de pieper heeft hij teruggevonden nadat hij de alarmtoon hoorde afgaan. Hij heeft de verdachte een keer eerder ontmoet en toen is er gesproken over wiet die de verdachte hem kon verkopen. Hij was toen onder invloed van alcohol en had geblowd.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de aangifte op essentiële punten wordt ondersteund door de andere bewijsmiddelen.
De aangever is om 19:30 uur nog te zien op camerabeelden van zijn werk en om 19:45 uur heeft hij de politie gebeld vanuit het café het [cafe01] , om de hoek bij zijn woning. Getuige [getuige01] heeft de aangever zien roepen naar twee mannen op straat. De aangever vertelde hem dat de mannen zijn spullen hadden. De getuige zag even later een van de mannen iets weggooien op het kruispunt waarover de aangever in zijn aangifte heeft gezegd de mobiele telefoon te hebben teruggevonden. Ook heeft de getuige [getuige01] verklaard dat de aangever riep dat ze messen hadden en dat hij iets glinsterends heeft gezien toen een van de mannen zijn jas opendeed. Getuige [getuige02] heeft verklaard dat de aangever omstreeks 19:45 uur hevig geëmotioneerd het café binnen kwam om de politie te bellen. De buurman, getuige [getuige03] , heeft verklaard dat hij gestommel hoorde in de woning van de aangever en de aangever later te hebben geholpen met het lokaliseren van diens telefoon. De plaats waarop de jas van de aangever was beschadigd, past bij zijn verklaring dat hij met een mes in de borst is geprikt. Aan die constatering doet niet af dat onderzoek van de politie geen definitieve uitslag kon geven over de vraag of deze schade al dan niet is veroorzaakt door een steekvoorwerp.
Het hof heeft ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Dat sprake zou zijn van hennepteelt, dan wel hennephandel door de aangever zou volgens de verdediging moeten volgen uit de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte. Deze verklaringen wijken echter op meerdere punten van elkaar af, onder meer wat betreft het doel van het bezoek, het voorafgaand contact tussen de aangever en de verdachte en wat er besproken is in de woning van de aangever. Mede op grond daarvan is het door de verdachte geschetste alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk geworden.
Het verweer strekkende tot de vrijspraak van de verdachte wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 oktober 2019 te De Cocksdorp, gemeente Texel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Huawei P30 Pro), een geldbedrag en een brandweerpieper, toebehorende aan [benadeelde01] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld, [benadeelde01] heeft gedwongen tot de afgifte een hoeveelheid hennep/wiet, die aan die [benadeelde01] toebehoorde,
welke bedreiging met geweld bestond uit
  • het tonen van messen aan die [benadeelde01] en
  • het drukken van een mes tegen de borst van die [benadeelde01] en
  • het maken van stekende bewegingen met dat mes vlak voor het gezicht van die [benadeelde01] en het plaatsen van de punt van het mes onder op de kin van die [benadeelde01] en
  • daarbij dreigend die [benadeelde01] de woorden toe te voegen "Ga met je kankerbek op de grond liggen” en “Ik zweer dat ik je neersteek" en "ik ga je kanker doodmaken" en "Waar is je kankergeld” en “Kom hier met die kankertelefoon” en "Waar is je kankerwiet” en "Als je de politie belt (..) dan steek ik je neer. Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en zijn mededader zijn de woning van het slachtoffer binnengegaan toen hij even terug was gegaan naar zijn werk om boodschappen op te halen. Ze waren al in de woning van het slachtoffer toen hij weer thuis kwam. Het slachtoffer werd bedreigd met messen en moest op de grond gaan liggen, terwijl hem verschillende van zijn eigendommen werden afgenomen.
Dergelijke strafbare feiten zijn uitermate traumatiserend voor slachtoffers. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededader het gevoel van veiligheid van het slachtoffer in zijn eigen woning ernstig aangetast. Gezien de ernst van dit feit komt een andere dan een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur niet in aanmerking.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.690,04, bestaande uit € 2.500,00 ter zake immateriële schade en
€ 190,04 ter zake materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte door de rechtbank vrijgesproken is van het tenlastegelegde.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof oordeelt als volgt.
Materiële schade
Uit de vordering die de benadeelde partij heeft ingediend is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft een bedrag van € 150,00 gevorderd aan gestolen geld. Aan de hand van het dossier schat het hof het gestolen bedrag op € 100,00 en zal het de vordering op dit punt voor het overige afwijzen. Voor de jas waaraan schade was ontstaan is een bedrag van € 30,00 gevorderd, onderbouwd met een overzicht van prijzen voor vergelijkbare jassen bij de winkel waar deze jas vandaan kwam. Het hof schat het schadebedrag aan de jas op het gevorderde bedrag van € 30,00. De gevorderde reiskosten van de benadeelde partij ad € 10,04 zijn ten onrechte als materiële schade aangemerkt. Het hof verstaat dat de benadeelde partij heeft bedoeld deze kosten als proceskosten op te voeren en zal die als zodanig toewijzen.
Immateriële schade
Tevens is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij volgt dat het incident een enorme impact op het psychische welzijn van de benadeelde partij heeft gehad. De benadeelde partij is angstig, denkt vaak terug aan het incident en heeft psychische hulp moeten zoeken.
De begroting van de omvang van de immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet gebonden is aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van artikel 6:106 BW naar billijkheid vaststellen op € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij is in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van de normschending, de aantasting van het gevoel van veiligheid van de benadeelde partij in zijn eigen woning, de aard van de psychische klachten en het gegeven dat hij zich voor die klachten onder psychologische behandeling heeft moeten stellen en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend. Voor het overige gaat het ter vergoeding van de immateriële schade gevorderde de grenzen van de billijkheid te buiten, zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen.
Besluit
De verdachte is, hoofdelijk met de medeverdachte, gehouden om de schade te vergoeding tot een bedrag van € 2.130,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 55, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging (13-654175-16)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 22 december 2016 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 139 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, is essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan gevolgen worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te gebeuren. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging (13-033478-17)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 18 oktober 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, is essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan gevolgen worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te gebeuren. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde01] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.130,00 (tweeduizend honderddertig euro) bestaande uit
€ 130,00 (honderddertig euro) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 10,04.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde01] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.130,00 (tweeduizend honderddertig euro) bestaande uit € 130,00 (honderddertig euro) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 31 (eenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 oktober 2019.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 22 december 2016, parketnummer 13-654175-16, te weten
jeugddetentievoor de duur van
139 (honderdnegendertig) dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 18 oktober 2017, parketnummer 13-033478-17, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. P.F.E. Geerlings en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 december 2022.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]