ECLI:NL:GHAMS:2022:3779

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
23-001343-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep inzake artikel 416 lid 2 Wetboek van Strafvordering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hoger beroep was ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 mei 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983, had op 20 augustus 2021 het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep laten aanvangen, maar dit werd geschorst. Op 23 november 2021 heeft de raadsvrouw van de verdachte per e-mail laten weten dat de verdachte zijn hoger beroep niet langer wenst te handhaven. Dit verzoek werd op 21 januari 2022 door de raadsvrouw herbevestigd. Het hof heeft geconstateerd dat de verdachte zijn eerdere bezwaren tegen het vonnis intrekt en dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigt. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De beslissing werd genomen na overleg met de advocaat-generaal.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 13-069275-21
parketnummer hoger beroep : 23-001343-21
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 2 februari 2022 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2021 in de zaak tegen de verdachte:
naam: [verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep is aangevangen op 20 augustus 2021, waarna het is geschorst.
De raadsvrouw heeft vervolgens bij e-mailbericht van 23 november 2021 namens de verdachte te kennen gegeven dat deze zijn hoger beroep niet langer wenst te handhaven en hij het hof verzoekt hem op grond van artikel 416, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De raadsvrouw heeft op 21 januari 2022 laten weten dat zij dit verzoek handhaaft. Het hof begrijpt dat de verdachte zijn eerdere bezwaren tegen het vonnis waarvan beroep intrekt. Naar aanleiding daarvan en nu het hof ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zal de verdachte – gehoord de advocaat-generaal, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, Sv.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, in bijzijn van mr. A. Ivanov, griffier.
mr. S.M.M. Bordenga