In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2021. De verdachte, geboren in 1996, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin meerdere vorderingen tenuitvoerlegging aan de orde waren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de beslissingen op de vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummer 13-701503-16, waarbij het vonnis werd vernietigd. De verdachte had zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, wat leidde tot de vordering van het openbaar ministerie om de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. Het hof heeft echter overwogen dat de verdachte inmiddels positieve ontwikkelingen had doorgemaakt, zoals het verkrijgen van een woning en het behalen van zijn rijbewijs. Daarom heeft het hof besloten de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 240 uren.
Daarnaast heeft het hof de proeftijd van een eerdere veroordeling verlengd met één jaar en de bijzondere voorwaarden opgeheven, omdat de reclassering had geadviseerd dat de verdachte zich vrijwillig kan melden bij de Forensisch Ambulante Zorg. Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd om zich te houden aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de verdachte en de samenleving, waarbij de positieve ontwikkelingen van de verdachte niet in de weg mogen staan van zijn rehabilitatie.