ECLI:NL:GHAMS:2022:3726
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- F.J.P.M. Haas
- J.H.E. Breman
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan in het verzet van [X], gevestigd te [Z], tegen een eerdere uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer. De zaak betreft een hoger beroep dat eerder niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet was betaald. De rechtbank had op 10 december 2021 het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op het bezwaar tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het jaar 2019 ongegrond verklaard. Na de niet-ontvankelijk verklaring heeft belanghebbende verzet aangetekend en aanvullende stukken ingediend. Tijdens de zitting op 18 oktober 2022 is de gemachtigde van belanghebbende gehoord via MS Teams.
Het geschil in verzet draait om de vraag of de eerdere niet-ontvankelijk verklaring terecht was. De griffier had belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, maar er was geen betaling ontvangen. Uiteindelijk bleek dat het griffierecht op 25 februari 2022 was betaald, maar dit bedrag was later teruggestort. Het Hof oordeelde dat het verzet gegrond was, maar dat er opnieuw een nota griffierecht van € 491 moest worden verzonden. Het Hof merkte op dat de handelwijze van de gemachtigde mogelijk misbruik van procesrecht opleverde, wat in toekomstige zaken gevolgen kan hebben voor de ontvankelijkheid van hoger beroep.
De kosten van de procedure werden niet aan de heffingsambtenaar opgelegd, omdat het gedrag van de gemachtigde van belanghebbende de oorzaak was van de complicaties in de procedure. Het Hof gelastte de griffier om een nieuwe nota griffierecht te verzenden en verklaarde het verzet gegrond, waarbij de eerdere uitspraak verviel.