ECLI:NL:GHAMS:2022:3711

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
200.307.017/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris wegens handelen in privéhoedanigheid en schending van notariële neutraliteit

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen notaris mr. [geïntimeerde], die ook de partner is van de zus van klager. De klacht betreft de bemoeienis van de notaris in een geschil tussen klager en zijn zus over de uitvoering van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de verdeling van een pand uit de nalatenschap van hun vader. Klager beschuldigt de notaris van kwade opzet en eigenbelang, omdat hij zich als notaris zou hebben gepresenteerd terwijl hij in werkelijkheid handelde uit privébelang. Klager stelt dat de notaris de zus heeft geadviseerd om een al gesloten deal ter discussie te stellen en dat hij zich actief heeft bemoeid met het geschil, wat zou hebben geleid tot druk op klager om snel te incasseren. Het hof heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat niet is gebleken dat de notaris onbetamelijk heeft gehandeld of de eer van het notarisambt heeft geschaad. Het hof oordeelt dat de notaris in zijn communicatie duidelijk was over zijn rol en dat de acties die klager aan de notaris toeschrijft niet zijn geïnitieerd door de notaris. De beslissing van de kamer wordt bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.307.017/01 NOT
nummer eerste aanleg : 21-15
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 december 2022
inzake

1.[appellant] ,

wonend te [plaats] ,
2.
[appellante] HOLDING B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
appellanten,
tegen
mr. [geïntimeerde] ,
notaris te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J. Mencke, advocaat te Amsterdam.
Appellanten worden hierna gezamenlijk aangeduid als klager en geïntimeerde wordt hierna de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Klager en zijn zuster hebben een geschil over de uitvoering van een vaststellingsovereenkomst over de verdeling van (de waarde van) een pand, verkregen uit de nalatenschap van hun vader. De notaris is de partner van de zuster van klager. De zuster heeft beslag doen leggen op het pand ten laste van klager. De daaropvolgende procedure is in het voordeel van de zuster beslist. Volgens klager heeft de notaris zich actief bemoeid met het geschil, waarbij hij – zich in titel en op briefpapier als notaris presenterend – met kwade opzet en uit eigen belang heeft gehandeld.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 28 januari 2022 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort [plaats] (hierna: de kamer) van 30 december 2021 (ECLI:NL:TNORDHA:2021:30).
2.2.
De notaris heeft op 28 april 2022 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2022. Klager en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
De feiten zijn als volgt.
3.1.
De notaris heeft sinds 2014 een affectieve relatie met de zuster van klager (hierna te noemen: de zuster). Klager heeft al jaren geen goed contact meer met zijn zuster.
3.2.
De vader van klager (hierna te noemen: erflater) was op enig moment voornemens zijn bedrijf (hierna te noemen: het bedrijf), over te dragen aan klager. Daartoe zijn op 17 januari 2012 certificaten van alle geplaatste gewone aandelen in het bedrijf overgedragen aan de speciaal daarvoor opgerichte vennootschap [appellante] B.V. (hierna te noemen: de vennootschap), waarvan klager alle aandelen houdt en waarvan hij enig bestuurder is. Daarnaast verkreeg de vennootschap op dezelfde datum een optierecht om de certificaten van de overige, cumulatief preferente aandelen in het bedrijf te kopen voor een bepaalde prijs (call optie). Klager ging een bestuursfunctie bekleden binnen de stichting die de certificaten had uitgegeven (hierna te noemen: de STAK). Later in dat jaar is ook de zuster toegetreden tot het bestuur van de STAK.
3.3.
In de loop van 2012 zijn er tussen erflater en klager verschillen van inzicht ontstaan over de wijze waarop het bedrijf bestuurd moest worden. Het bedrijf werd bestuurd vanuit een pand aan de [straatnaam] te [plaats] (hierna: het pand). Erflater en klager hebben onderhandeld over de teruglevering van de certificaten van de gewone aandelen en afkoop van de call optie. Daarover hebben zij geen overeenstemming bereikt.
3.4.
Op 27 maart 2013 is erflater overleden.
3.5.
Erflater heeft in zijn testament zijn echtgenote [naam] , stiefmoeder van klager en de zuster (hierna te noemen: de stiefmoeder) tot zijn enige erfgename benoemd. Klager en de zuster zijn onterfd. Tussen klager en de zuster enerzijds en de stiefmoeder anderzijds zijn geschillen gerezen; klager en de zuster hebben daarvoor samen een advocaat ingeschakeld.
3.6.
Op 17 maart 2014 is een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen de stiefmoeder, de zuster, klager en een B.V. van klager. Het bedrijf stond op het punt te verhuizen naar een ander pand. Het pand zou hierdoor op korte termijn leeg komen te staan. Onderdeel van de vaststellingsovereenkomst was dat het pand bij wege van betaling in natura door de stiefmoeder overgedragen zou worden. Ter besparing van overdrachtsbelasting over de waarde van het pand is afgesproken het pand aan genoemde B.V. van klager te leveren. Verdeling zou later plaatsvinden.
3.7.
Tussen klager en de zuster zijn daarna geschillen gerezen over de vraag of en, zo ja, hoe de “opbrengst” van de vaststellingsovereenkomst tussen hen diende te worden verdeeld.
3.8.
De zuster heeft in 2015 beslag doen leggen op het pand van klager. In de daarop volgende procedure heeft de rechtbank de zuster in het gelijk gesteld. Ook in hoger beroep is in het voordeel van de zuster beslist. De Hoge Raad heeft deze beslissingen niet vernietigd.
3.9.
In 2020 heeft klager het pand verkocht om het aan de zuster toegewezen deel te kunnen uitbetalen (ruim 1,5 miljoen euro).

4.De klacht

De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
1) Klager verwijt de notaris dat hij als notaris en als partner van de zuster haar heeft geadviseerd en erop heeft aangedrongen om met hem samen te spannen en een al gesloten deal achteraf ter discussie te stellen, het erfrechtelijk uit te leggen in plaats van vennootschappelijk, hiervoor op onheuse wijze extra bewijslast te verzamelen en als gevolg hiervan een aandeel van 50% bij klager te vorderen, terwijl de notaris niet bij de destijds gemaakte afspraken aanwezig was geweest. De notaris heeft met kwade opzet gehandeld en handelde uit eigenbelang. De notaris was meer betrokken dan alleen als privéadviseur van de zuster. Hij heeft zich actief bemoeid met het geschil tussen klager en de zuster. De notaris was op de hoogte van de vaststellingsovereenkomst en de onterving en heeft toch op eigen initiatief een erfrechtelijke kwestie ervan gemaakt;
2) De bemoeienis van de notaris leidt tot het stevig onder druk zetten van klager door de zuster om haar deel bij klager snel te kunnen incasseren. Er wordt geen mogelijkheid onbenut gelaten en alles wordt uit de kast gehaald (beslaglegging, dagvaardingen, misbruik van positie, dreigen met executie);
3) De notaris presenteert zich als notaris, in titel en op briefpapier, echter hij handelt puur in eigen belang in plaats van betrouwbaar en neutraal. De notaris heeft zelf contact gelegd met advocaten, een notaris, een makelaar en een financier. De notaris heeft ten onrechte bij die partijen de indruk gewekt een onafhankelijke gesprekspartner te zijn, neutraal te zijn en over oplossingen te willen nadenken, terwijl hij de druk opvoerde en een eigen belang had in het kader van zijn eigen privéwoning en de financiering daarvan. Hiermee heeft de notaris het vertrouwen in het ambt geschaad en heeft hij onredelijk gehandeld, hetgeen in strijd is met wat van een bekwaam notaris verwacht mag worden. De notaris is er financieel beter van geworden.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de notaris ongegrond verklaard. Het hof oordeelt als volgt.
Klachtonderdeel 1: adviseren van en samenspannen met zuster
5.2.
Geen van de – in dit klachtonderdeel genoemde – verwijten treft doel. De notaris betwist de stellingen van klager. Het hof is niet gebleken dat de notaris de zuster zou hebben geadviseerd en bij haar erop zou hebben aangedrongen om met hem samen te spannen en een al gesloten deal achteraf ter discussie te stellen, het erfrechtelijk uit te leggen in plaats van vennootschappelijk, hiervoor op onheuse wijze extra bewijslast te verzamelen en als gevolg hiervan een aandeel van 50% bij klager te vorderen. De zuster van klager heeft zelf een erfrechtadvocaat in de arm genomen en die heeft haar in alle gerechtelijke procedures begeleid en vertegenwoordigd. Niet gebleken is dat de notaris daarbij actief als notaris betrokken is geweest dan wel notariële werkzaamheden heeft verricht. De notaris heeft weliswaar met de zuster over de kwestie gesproken en een poging gedaan om tot een minnelijke regeling te komen, maar hij heeft dat uitsluitend gedaan als partner van de zuster en niet in zijn hoedanigheid van notaris. Een notaris kan ook voor handelen of nalaten in een andere hoedanigheid dan notaris (partner van de zus van klager) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen, namelijk indien hij daardoor de eer en het aanzien van het notarisambt schaadt of wanneer dat handelen of nalaten een notaris niet betaamt. De stellingen van klager dat de notaris met kwade opzet en voor eigen gewin heeft gehandeld, doet het hof als loze en vergaande verdachtmakingen af. Niet is komen vast te staan dat de notaris als partner van de zuster van klager onbetamelijk heeft gehandeld of de eer en het aanzien van het notarisambt heeft geschaad. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.3.
In zijn beroepschrift en ter zitting heeft klager verzocht om het horen van getuigen. Het hof ziet geen aanleiding getuigen te horen. Klager specificeert onvoldoende ten aanzien van welke van zijn stellingen hij getuigen wil horen.
Klachtonderdeel 2: onder druk zetten klager
5.4.
Ook over dit klachtonderdeel is het hof van oordeel dat op geen enkele manier is gebleken dat de door klager genoemde acties – onder druk zetten, beslaglegging, dagvaardingen, misbruik van positie, dreigen met executie – acties zijn van, dan wel geïnstigeerd zijn door, de notaris. Daarom is ook dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 3: presenteren als notaris
5.5.
De notaris heeft een aantal e-mailberichten vanaf zijn zakelijke e-mailadres gestuurd. De kamer heeft over dit onderdeel geoordeeld dat het in zijn algemeenheid is aan te bevelen dat een notaris zijn zakelijke e-mailadres zo min mogelijk gebruikt voor privéaangelegenheden. Hiermee zou jegens derden onduidelijkheid kunnen ontstaan over de rol van de notaris en – afhankelijk van de feitelijke omstandigheden – de schijn gewekt worden dat de notaris optreedt in de hoedanigheid van notaris en niet als privépersoon. Een dergelijke schijn was in dit geval evenwel niet aan de orde, nu duidelijk was dat het om een privékwestie ging.
5.6.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en maakt dit tot het zijne. Dat betekent dat ook het derde klachtonderdeel ongegrond is.
5.7.
De conclusie is dat het beroep faalt en dat de beslissing van de kamer zal worden bevestigd.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.R. Sturhoofd en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2022 door de rolraadsheer.