ECLI:NL:GHAMS:2022:3710

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
200.316.875/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rolraadsheer in hoger beroep

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 22 december 2022 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek dat op 7 november 2022 was ingediend door de verzoeker, die betrokken was bij een hoger beroep met zaaknummer 200.316.875/01. De rolraadsheer J.W. Hoekzema had eerder op 4 oktober 2022 een rolbeslissing genomen in de hoofdzaak. Verzoeker stelde dat de rolraadsheer zich partijdig had opgesteld door te beslissen dat een incident over het toepasselijke procesrecht gelijktijdig met de inhoudelijke procedure zou worden behandeld, in plaats van voorafgaand aan deze procedure. Dit zou volgens verzoeker een schijn van partijdigheid opleveren.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de rolbeslissing van 4 oktober 2022 geen inhoudelijk oordeel over de hoofdzaak betrof, maar een tussenbeslissing was die niet inhoudelijk werd getoetst door de wrakingskamer. De kamer oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rolraadsheer jegens verzoeker.

Daarom werd het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard, en de verzoeker werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van mr. J.W. Hoekzema. Deze beslissing werd genomen door de rechters A.M. van Amsterdam, S.M.M. Bordenga en R. Kuiper, en is uitgesproken op de openbare zitting van het gerechtshof op 22 december 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.316.875/02
zaaknummer hoofdzaak : 200.316.875/01
beslissing van de wrakingskamer van 22 december 2022
inzake het op 7 november 2022 ingediende wrakingsverzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: verzoeker.

1.Het geding

1.1.
Op 4 oktober 2022 heeft rolraadsheer J.W. Hoekzema in de hoofzaak met nummer
200.316.875/01 een rolbeslissing genomen.
1.2.
Verzoeker heeft op 7 november 2022 een wrakingsverzoek tegen de
rolraadsheer ingediend. Bij brief van 10 november 2022 is dit door verzoeker ingediende wrakingsverzoek bekrachtigd door zijn advocaat, mr. F. Jagersma.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Samengevat en voor zover hier van belang voert verzoeker als grond voor het wrakingsverzoek aan dat de rolraadsheer, door te beslissen dat ten aanzien van een door verzoeker opgeworpen incident over het van toepassing zijnde procesrecht in hoger beroep niet vóór, maar gelijktijdig met de inhoudelijke procedure zal worden beslist, zich rechtstreeks mengt in de inhoudelijke procedure. Dit levert (een schijn van) partijdigheid van de rolraadsheer op.

3.Beoordeling van het wrakingsverzoek

3.1.
Op grond van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben.
3.3.
In deze zaak heeft de rolraadsheer in een rolbeslissing van 4 oktober 2022 geoordeeld dat het door verzoeker – zijnde appellant in de hoofdzaak – bij incidentele vordering van 4 oktober 2022 opgeworpen incident, ter vaststelling van het toe te passen procesrecht waaronder het hoger beroep zal worden behandeld, niet voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van het hoger zal worden behandeld (en beoordeeld), maar gelijktijdig met de inhoudelijke behandeling.
3.4.
Anders dan verzoeker stelt, betreft de rolbeslissing van 4 oktober 2022 die de rolraadsheer heeft genomen niet een (inmenging in een) inhoudelijk oordeel over de hoofdzaak. De rolbeslissing is een tussenbeslissing die de wrakingskamer niet inhoudelijk toetst. Die beslissing is niet zo onbegrijpelijk dat die zwaarwegende aanwijzingen oplevert voor het oordeel dat de raadsheer jegens verzoeker vooringenomenheid koestert, dan wel dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is.
3.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek kennelijk ongegrond is, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2 onder a van het Wrakingsprotocol gerechtshof Amsterdam. Een behandeling van het verzoekschrift ter zitting kan achterwege blijven.
3.6.
Op grond van het vorenstaande wordt het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van
mr. J.W. Hoekzema.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M. van Amsterdam, S.M.M. Bordenga en
R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. P. Stubbe, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 december 2022.
mrs. S.M.M. Bordenga en R. Kuiper zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.