ECLI:NL:GHAMS:2022:3710
Gerechtshof Amsterdam
- Wraking
- J.W. Hoekzema
- A.M. van Amsterdam
- S.M.M. Bordenga
- R. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Wraking van rolraadsheer in hoger beroep
In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 22 december 2022 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek dat op 7 november 2022 was ingediend door de verzoeker, die betrokken was bij een hoger beroep met zaaknummer 200.316.875/01. De rolraadsheer J.W. Hoekzema had eerder op 4 oktober 2022 een rolbeslissing genomen in de hoofdzaak. Verzoeker stelde dat de rolraadsheer zich partijdig had opgesteld door te beslissen dat een incident over het toepasselijke procesrecht gelijktijdig met de inhoudelijke procedure zou worden behandeld, in plaats van voorafgaand aan deze procedure. Dit zou volgens verzoeker een schijn van partijdigheid opleveren.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de rolbeslissing van 4 oktober 2022 geen inhoudelijk oordeel over de hoofdzaak betrof, maar een tussenbeslissing was die niet inhoudelijk werd getoetst door de wrakingskamer. De kamer oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rolraadsheer jegens verzoeker.
Daarom werd het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard, en de verzoeker werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van mr. J.W. Hoekzema. Deze beslissing werd genomen door de rechters A.M. van Amsterdam, S.M.M. Bordenga en R. Kuiper, en is uitgesproken op de openbare zitting van het gerechtshof op 22 december 2022.