Uitspraak
1.[A] ,
[B]
mrs. D.J.M Langeen
S. Elzinga, beiden kantoorhoudende te Haarlem,
mr. W.S. van Dijk, kantoorhoudende te Haarlem,
1.[C] ,
mr. W.S. van Dijk, kantoorhoudende te Haarlem.
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding en feiten
een extra appeltje voor de dorst hebben.
‘mocht haar gedrag in oktober niet veranderd zijn’.
vrijdagmiddag telefonisch gesproken. Zoals verwacht kon hij zich niet in alles zoals geformuleerd op papier vinden en hebben we op een aantal punten een aanscherping of verfijning aangebracht, zie onderstaand. Wat mij betreft akkoord zo en het best haalbare. Sterker, op een aantal punten een beter resultaat dan verwacht. Woensdagavond licht ik een en ander aan [A] en [B] toe.”
De STAK en Vennootschap zoals deze door papa is ingericht, blijf ik 100% uitvoeren in overeenstemming met de wens van papa en zijn instructies naar mij toe.
Ik blijf aan als directeur en bestuurder van APM STAK en Vennootschap met volledig alleen zeggenschap.
Ik zal jullie, in overeenstemming met de statuten, op de jaarcijfers bijeenkomst informeren en zal ik inzicht geven in de stand van zaken.
De jaarcijfersbijeenkomst wordt jaarlijks eind april gehouden.
Ik zie voor de komende tijd af van een juridische splitsing.
gekozen omdat hij wilde dat jij niet langer bemoeienis met of invloed op de zakelijke activiteiten van APM zou hebben. Hoe pijnlijk dat wellicht nog voor je is, roep ik in herinnering dat door jouw eigen keuzes en handelwijze vader zich in 2017 genoodzaakt heeft gezien om zijn schenking aan jou van jouw aandelenbelang in APM te herroepen en om je vervolgens via de STAK volledig op afstand te plaatsen van haar bedrijfsvoering. Kern van de problematiek was destijds (al) dat jij onder terzijdestelling van het bestuur van APM in weerwil van de bevoegdheidsverdeling binnen APM, namens haar allerlei handelingen verrichtte en (on)zakelijke afspraken maakte, die je vervolgens niet nakwam, die überhaupt niet in het belang van APM waren of die niet goed uitpakte, met aanzienlijke schade tot gevolg.
3.De gronden van de beslissing
Zwagerman)). Dit geldt in versterkte mate, nu [C] tevens is benoemd tot executeur in de nalatenschap van vader en zij zich ook in die hoedanigheid jegens [A] c.s. dient te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid (vgl. HR 20 december 1946, ECLI:NL:HR:1946:19).