In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van geneesmiddelenhandel. De rechtbank had hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, maar de advocaat-generaal vorderde een straf van één maand. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had gedurende een periode van tien maanden samen met zijn partner illegaal geneesmiddelen verhandeld, wat de gezondheid van gebruikers in gevaar bracht. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Gezien deze overschrijding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft het hof besloten geen gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een taakstraf van 100 uur. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de gevangenisstraf en bevestigd voor de overige onderdelen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de griffier aanwezig was. De rechters Greve en Bordenga konden het arrest niet mede ondertekenen.