ECLI:NL:GHAMS:2022:3685
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en verdeling onroerende zaken in Kameroen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw over de verdeling van onroerende zaken gelegen in Kameroen, die tot hun huwelijksvermogen behoren. Het huwelijk van partijen is op 11 juni 2021 ontbonden, en de man heeft op 7 maart 2022 hoger beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De rechtbank had eerder vastgesteld dat het huwelijksvermogensregime van partijen aanvankelijk onder Kameroens recht viel, maar na 23 juli 2003 onder Nederlands recht. De man betwistte dat bepaalde percelen in Kameroen tot de huwelijksgemeenschap behoren en voerde aan dat hij deze percelen voor het huwelijk had verkregen. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims en dat de percelen inderdaad tot de huwelijksgemeenschap behoren. De vrouw had ook aanspraak gemaakt op de opbrengsten van de percelen, maar het hof oordeelde dat zij onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims op deze opbrengsten. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verzoeken van de vrouw afgewezen, terwijl de verdeling van de onroerende zaken voor het overige werd bekrachtigd. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten draagt.