ECLI:NL:GHAMS:2022:3684
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van bewindvoering en afwijzing verzoek tot opheffing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat in 2014 was ingesteld over de rechthebbende, geboren in 1949. De rechthebbende verzocht om opheffing van het bewind, stellende dat hij schuldenvrij is en in staat is zijn eigen vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De kantonrechter had eerder het verzoek tot opheffing afgewezen, waarop de rechthebbende in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2022 zijn de advocaat van de rechthebbende en de bewindvoerder verschenen, maar de dochter en zoon van de rechthebbende waren niet ter zitting aanwezig.
Het hof overwoog dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestaat. De rechthebbende had geen bewijsstukken overgelegd waaruit bleek dat zijn geestelijke of lichamelijke toestand zodanig was verbeterd dat het bewind niet meer nodig was. Het hof concludeerde dat het enkele feit dat de rechthebbende schuldenvrij is, niet voldoende is om te concluderen dat hij in staat is zijn financiën zelfstandig te beheren. De bewindvoerder had aangegeven dat de rechthebbende niet digitaal vaardig is en dat er problemen zijn in de communicatie tussen de rechthebbende en derden. Het hof oordeelde dat de rechthebbende niet had aangetoond dat hij zelfredzaam genoeg is om zonder bewind te functioneren.
Daarom bekrachtigde het hof de beschikking van de kantonrechter en wees het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind af. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.