ECLI:NL:GHAMS:2022:3662

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
200.303.876/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afschrift van bewijsbeslag wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft OTX Logistics B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de vorderingen van OTX tot inzage in bewijsbeslag zijn afgewezen. OTX, een logistiek dienstverlener, had op 19 augustus 2021 bewijsbeslag gelegd op documenten van de geïntimeerden, die eerder bij OTX in dienst waren. De vorderingen waren gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat inzage in bescheiden mogelijk maakt. De voorzieningenrechter had geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was bij de vordering van OTX, wat OTX in hoger beroep aanvecht.

Tijdens de behandeling in hoger beroep op 7 december 2022 hebben de advocaten van beide partijen hun standpunten toegelicht. OTX stelde dat het spoedeisend belang voortkwam uit de noodzaak om de documenten te verkrijgen voor een bodemprocedure die aanhangig was gemaakt. De geïntimeerden voerden aan dat OTX geen rechtmatig belang had bij de gevorderde inzage en dat de bescheiden onvoldoende bepaald waren. Het hof heeft geoordeeld dat OTX niet voldoende heeft aangetoond dat er een spoedeisend belang was, en heeft de vorderingen van OTX in principaal appel afgewezen.

Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en OTX veroordeeld in de proceskosten van het principaal appel. De zaak is verder verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door OTX in het incidenteel appel, waarbij de geïntimeerden hun eis hebben vermeerderd. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 27 december 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.303.876/01 KG
zaaknummer rechtbank : C/15/320255/KG ZA 21-483
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 december 2022 (bij vervroeging)
inzake
OTX LOGISTICS B.V.
gevestigd te Haarlemmermeer,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. E.K.W. van Kampen te Amsterdam,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.P.E. D’Haene te Rotterdam,
2. [geïntimeerde 2]
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. F. Diepraam te Haarlem,

3 [geïntimeerde 3]

wonende te [woonplaats 3] ,
advocaat: mr. F. Diepraam te Haarlem,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Appellante in het principaal appel wordt hierna OTX genoemd. Geïntimeerden in het principaal appel worden hierna [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] genoemd, dan wel gezamenlijk aangeduid als geïntimeerden.
OTX is bij dagvaarding van 8 december 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2021, in kort geding gewezen tussen OTX als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en geïntimeerden als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie. De appeldagvaarding bevat de grieven en een wijziging van eis.
Het verzoek om behandeling als spoedappel is afgewezen, waarna de zaak als gewoon kort geding in behandeling is genomen.
1.2
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel tevens houdende wijziging van eis in reconventie met producties zijdens [geïntimeerde 1] ;
-memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel met producties zijdens [geïntimeerde 2] ;
-memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel met producties zijdens [geïntimeerde 3] ;
-memorie van antwoord in incidenteel appel zijdens OTX met producties;
-akte wijziging van eis in reconventie (
bedoeld is: eis in incidenteel appel, hof), uitlating producties en overlegging productie zijdens [geïntimeerde 1] ;
- akte houdende vermeerdering van eis in incidenteel appel, uitlating producties en overlegging productie zijdens [geïntimeerde 2] ;
- akte houdende vermeerdering van eis in incidenteel appel, uitlating producties en overlegging productie zijdens [geïntimeerde 3] .
1.3
OTX heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de (ten aanzien van alle geïntimeerden primair, dan wel subsidiair, dan welmeer subsidiair ingestelde) vorderingen toewijst, waarbij zij haar vorderingen heeft gewijzigd ten opzichte van de eerste aanleg. De vorderingen van OTX kunnen worden samengevat als vorderingen op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) strekkende tot het verkrijgen van een afschrift van bescheiden die vallen onder het in opdracht van OTX op 19 augustus 2021 gelegde bewijsbeslag, aan de hand van zoektermen die uiteen vallen in drie categorieën:
-zoektermen A: klanten die zijn overgestapt van OTX naar [bedrijf 1] , en klanten die mogelijk nog gaan overstappen (A1), klanten die OTX is verloren tussen april en juli 2021 en waarvan niet duidelijk is of zij bij [bedrijf 1] terecht zijn gekomen (A2);
-zoektermen B: het verrichten van werkzaamheden door geïntimeerden voor [bedrijf 1] en het overhevelen van intellectueel eigendom van OTX naar [bedrijf 1] ;
-zoektermen C: werknemers die zijn overgestapt van OTX naar [bedrijf 1] tussen februari en juni 2021;
een en ander met beslissing over de proceskosten.
1.4
Geïntimeerden hebben in principaal appel verweer gevoerd en onder meer aangevoerd (i) dat het spoedeisend belang ontbreekt, (ii) dat OTX geen rechtmatig belang heeft bij de gevorderde inzage en (iii) dat de bescheiden onvoldoende bepaald zijn. Zij hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
In incidenteel appel hebben geïntimeerden – na eisvermeerdering - zakelijk en verkort weergegeven gevorderd:
-opheffing van de beide in opdracht van OTX op respectievelijk 19 augustus 2021 en 25 maart 2022 gelegde bewijsbeslagen;
-beëindiging van de gerechtelijke bewaring van de op 19 augustus 2021 en op 25 maart 2022 aan bewaarder [bedrijf 2] B.V. in bewaring gegeven bescheiden;
-met veroordeling op straffe van een dwangsom tot afgifte van de volgens de processen-verbaal in beslag genomen bescheiden;
-met verbod van OTX om opnieuw beslag te leggen, althans een gebod voor OTX om iedere keer dat zij een verzoekschrift indient strekkende tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder (een of meer) geïntimeerden, zij een afschrift van dit arrest bij moet voegen op straffe van een dwangsom.
Geïntimeerden vorderen voorts om OTX in de proceskosten in principaal en incidenteel appel te veroordelen.
1.5
Partijen hebben de zaak ter zitting van 7 december 2022 doen bepleiten, OTX door mr. Van Kampen voornoemd, mr. H.R. Pleiter en mr. B.W. Brouwer, advocaten te Amsterdam, en geïntimeerden door mr. dHaene en mr. Diepraam voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Mr. Van Kampen heeft nog producties in het geding gebracht. De mondelinge behandeling is beperkt gebleven tot de het uitwisselen van standpunten van partijen betreffende het spoedeisend belang.
1.6
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 3.1 tot en met 3.12 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn behoudens voor zover OTX stelt dat deze onjuist en/of onvolledig zijn, waarmee het hof hierna rekening zal houden, niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
OTX is een wereldwijd opererend logistiek dienstverlener (‘expediteur’) met een focus op luchtvracht, meer specifiek op mode uit het hogere segment die afkomstig is uit China.
2.2.
OTX heeft samengewerkt met de [bedrijf 3] Groep (hierna: [bedrijf 3] ), die eveneens internationale logistieke diensten verricht maar dan met een focus op zeevracht.
2.3.
Vanaf haar oprichting in 1998 waren [geïntimeerde 1] en [naam 1] (hierna: [naam 1] ) aan OTX verbonden als (groot)aandeelhouder en algemeen respectievelijk financieel directeur van OTX.
2.4.
Tot 2011 hielden [geïntimeerde 1] en [naam 1] via hun gezamenlijke vennootschap [bedrijf 4] Holding BV alle aandelen in OTX. In 2011 en 2018 hebben zij uiteindelijk al hun aandelen in OTX verkocht. Tot eind 2020 zijn [geïntimeerde 1] en [naam 1] als statutair bestuurder aan OTX verbonden gebleven.
2.5.
In de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde 1] is een geheimhoudings- en concurrentiebeding opgenomen. Uit hoofde van dit beding is het [geïntimeerde 1] gedurende een jaar na het einde van zijn dienstverband met OTX niet toegestaan om op welke wijze dan ook betrokken te zijn bij voor OTX concurrerende activiteiten. De arbeidsovereenkomst is geëindigd per 1 oktober 2020.
2.6.
[geïntimeerde 3] is op 1 november 2015 bij OTX in dienst getreden. In artikel 9 van zijn arbeidsovereenkomst is een concurrentie- en relatiebeding opgenomen, op grond waarvan het hem gedurende het bestaan van zijn dienstbetrekking bij OTX verboden is te concurreren met OTX en tot een jaar na zijn dienstbetrekking zaken te doen met zakelijke relaties van OTX. [geïntimeerde 3] heeft in april 2021 zijn arbeidsovereenkomst met OTX schriftelijk opgezegd per 1 juni 2021.
2.7.
[geïntimeerde 2] is op 1 oktober 2017 bij OTX in dienst getreden. In artikel 9 van zijn arbeidsovereenkomst is eveneens een concurrentie- en relatiebeding opgenomen, gelijk aan dat van [geïntimeerde 3] . [geïntimeerde 2] heeft ook in april 2021 zijn arbeidsovereenkomst met OTX schriftelijk opgezegd per 1 juni 2021.
2.8.
Op 14 januari 2021 is [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) opgericht door een holdingmaatschappij van de zoon van [geïntimeerde 1]
(hierna: [naam 2] ) en een vennootschap behorend tot [bedrijf 3] . [bedrijf 1] richt zich – evenals OTX – op luchtvracht.
2.9.
Na 14 januari 2021 is een groot aantal werknemers van OTX overgestapt naar [bedrijf 1] .
2.10.
[bedrijf 5] B.V. (hierna: [bedrijf 5] ) heeft onderzoek verricht waarbij als doelstelling is omschreven het doen van onderzoek naar ‘het meenemen door bovengenoemde medewerkers ( [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] , hof) van [bedrijf 6] van OTX en het bewegen van klanten en/of werknemers om de overstap naar [bedrijf 1] te maken’.
2.11.
OTX heeft, na daartoe op 16 augustus 2021 ( [geïntimeerde 2] ), 17 augustus 2021 ( [geïntimeerde 1] ) en 18 augustus 2021 ( [geïntimeerde 3] ) verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, op 19 augustus 2021 conservatoir bewijsbeslag doen leggen onder geïntimeerden.
2.12.
Op 25 maart 2022 is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden Nederland verlof verleend aan OTX om ten laste van geïntimeerden (opnieuw) conservatoir bewijsbeslag te leggen, dit keer onder de bescheiden die zich onder [bedrijf 2] bevonden uit hoofde van het onder 2.11 genoemde beslag.
2.13.
OTX heeft een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen geïntimeerden bij de rechtbank Noord-Holland waarin dezelfde vorderingen tot verstrekken van afschrift van beslagen bescheiden op grond van artikel 843a Rv zijn ingesteld. Die zaak staat voor antwoord op 14 december 2022.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft OTX – samengevat en na meerdere eiswijzigingen – in conventie vorderingen jegens geïntimeerden ingesteld op grond van artikel 843a Rv. strekkende tot het verkrijgen van een afschrift van bepaalde bescheiden die vallen onder het in opdracht van OTX op 19 augustus 2021 gelegde bewijsbeslag, een en ander met beslissing over de proceskosten.
3.2
Geïntimeerden hebben in conventie verweer gevoerd en – samengevat - in reconventie, al dan niet voorwaardelijk, opheffing van dit bewijsbeslag gevorderd.
3.3
OTX heeft verweer gevoerd in reconventie.
3.4
De voorzieningenrechter heeft bij het bestreden vonnis zowel de vorderingen in conventie als die in reconventie afgewezen, met veroordeling van OTX in de proceskosten in conventie en veroordeling van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] in de proceskosten in reconventie.
3.5
Tegen dit vonnis komt OTX in principaal appel op met vijf grieven, [geïntimeerde 1] in incidenteel appel met vier grieven en [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] in incidenteel appel ieder met twee grieven (A en B).
In principaal en incidenteel appel
3.6
Het hof toetst in principaal appel ambtshalve of OTX ten tijde van de uitspraak van het hof (‘ex nunc’) een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorziening. Voorts hebben geïntimeerden in incidenteel appel gegriefd tegen het oordeel van de voorzieningenrechter op dit onderdeel, zodat ook in incidenteel appel eerst de vraag bespreking behoeft of OTX voldoende spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen. Het hof is van oordeel dat OTX niet, althans onvoldoende heeft toegelicht waarom de uitkomst van de bodemprocedure in de door haar tegen geïntimeerden aanhangig gemaakte 843a Rv-procedure niet kan worden afgewacht. Gelet op het voorlopig karakter van een kort geding procedure behoort de voorzieningenrechter ten aanzien van de gevraagde voorlopige voorzieningen passende terughoudendheid te betrachten. Dit geldt temeer waar het gaat om het treffen van voorzieningen die naar hun aard niet ongedaan gemaakt kunnen worden zoals de toewijzing van inzage in, of afschrift van, beslagen bescheiden.
Het hof weegt voorts in het kader van de beoordeling van de spoedeisendheid mee dat nog geen vorderingen door OTX zijn ingesteld jegens geïntimeerden betreffende de gestelde aantasting van het bedrijfsdebiet of anderszins strekkend tot vaststelling in rechte van enige aansprakelijkheid van geïntimeerden. OTX heeft voorts nog aangevoerd dat het spoedeisend belang, in de vorm van ‘een belang’, is gelegen in het feit dat het onderhavige kort geding is ingesteld als vordering in de hoofdzaak ten aanzien van de gelegde bewijsbeslagen zoals bedoeld in artikel 700 lid 3 Rv. Aangezien de bodemprocedure op grond van artikel 843a Rv niet binnen de krachtens dit artikellid voorgeschreven termijn van acht dagen is ingesteld, heeft OTX een (spoedeisend) belang bij een beslissing in het onderhavige kort geding, aldus nog steeds OTX. Dit gestelde belang is echter niet een belang dat artikel 254 Rv beoogt te beschermen, te weten een spoedeisend belang bij het verkrijgen van een voorziening omdat de uitkomst van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Op grond van vorenstaande beoordeling is niet komen vast te staan dat OTX thans een zodanig spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorlopige voorzieningen dat de beslissing van de bodemrechter niet kan worden afgewacht.
3.7
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van OTX in principaal appel zullen worden afgewezen. Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover in conventie gewezen, worden bekrachtigd. De in principaal appel gewijzigde vordering zal worden afgewezen. OTX zal als overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het principaal appel worden veroordeeld.
Voorts in incidenteel appel
3.8
Geïntimeerden hebben bij de onder 1.2, slot genoemde aktes hun eis in incidenteel appel vermeerderd. OTX heeft hierop nog niet kunnen reageren.
De zaak zal worden verwezen naar de rol van 31 januari 2023 voor het nemen van een akte door OTX als hiervoor bedoeld. Tevens kunnen partijen op deze rolzitting mededelen of zij voortzetting van de mondelinge behandeling wensen ten aanzien van het incidenteel appel, onder opgave van verhinderdata voor de maanden maart en april 2023.

4.Beslissing

Het hof:
In principaal appel
-bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in conventie gewezen;
-veroordeelt OTX in de kosten van het principaal appel, tot op heden aan de zijde van geïntimeerden begroot op € 338,-- aan verschotten en op € 1.574,-- aan salaris voor de advocaat;
-verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders gevorderde;
In incidenteel appel
-verwijst de zaak naar de rol van 31 januari 2023 voor het nemen van een akte door OTS;
-houdt iedere verdere beslissing aan;
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, H.T. van der Meer en G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 december 2022.