ECLI:NL:GHAMS:2022:3622

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
200.310.664/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarders over buitensporig gebruik van beslagbevoegdheid

In deze zaak gaat het om een klacht van een klager tegen twee gerechtsdeurwaarders, waarbij de klager is veroordeeld tot betaling van een geldsom en proceskosten door de kantonrechter. De gerechtsdeurwaarders hebben in de loop der jaren verschillende beslagen gelegd ten laste van de klager, omdat hij niet aan zijn betalingsverplichtingen voldeed. De klager stelt dat de gerechtsdeurwaarders buitensporig gebruik hebben gemaakt van hun beslagbevoegdheid. Het hof heeft de zaak behandeld in hoger beroep, waarbij de gerechtsdeurwaarders op 29 april 2022 een beroepschrift hebben ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders. De klager heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen op de zitting. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer, waartegen de klager verzet had ingesteld. De kamer had de klacht van de klager als kennelijk ongegrond afgewezen, maar had wel geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarders te hoge kosten in rekening hadden gebracht. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarders geen buitensporig gebruik hebben gemaakt van hun beslagbevoegdheid, omdat niet alle beslagen door hen zijn gelegd en de klager zelf ook geen contact heeft opgenomen om tot een oplossing te komen. Het hof vernietigt de eerdere beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.310.664/01 GDW
nummers eerste aanleg : C/13/684004 / DW RK 20/225
C/13/690012 / DW RK 20/479 (verzet)
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 december 2022
inzake

1.[appellant 1] ,

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats 1] ,
2.
[appellant 2],
voormalig gerechtsdeurwaarder te [plaats 2] , thans toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats 3] ,
appellanten,
gemachtigde: J. Backers,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna de gerechtsdeurwaarders (respectievelijk de toegevoegd gerechtsdeurwaarder dan wel de voormalig gerechtsdeurwaarder) en klager genoemd.

1.De zaak in het kort

Klager is door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van een geldsom en proceskosten. Omdat klager de vordering niet voldeed, legden (collega’s van) de gerechtsdeurwaarders in de loop der jaren diverse beslagen ten laste van klager. In dit hoger beroep is aan de orde de vraag of de gerechtsdeurwaarders buitensporig gebruik hebben gemaakt van hun beslagbevoegdheid.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De gerechtsdeurwaarders hebben op 29 april 2022 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 30 maart 2022 (ECLI:NL:TGDKG:2022:37). Klager heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid een verweerschrift bij het hof in te dienen.
2.2.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 oktober 2022. De gerechtsdeurwaarders, vergezeld van [naam] (als vervanger van hun ter zitting afwezige gemachtigde), zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar wat de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Klager is op 15 november 2017 door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot het betalen van € 228,57 aan hoofdsom en € 247,93 aan proceskosten aan Stichting Vakinstelling SVO.
3.2.
Op 28 november 2017 is door een collega van de gerechtsdeurwaarders het vonnis aan klager betekend, met bevel om binnen twee dagen de vordering te voldoen.
3.3.
Op 1 december 2017 is door een collega van de gerechtsdeurwaarders ten laste van klager beslag gelegd onder de Belastingdienst. Dit beslag trof geen doel.
3.4.
Op 18 december 2017 is door een collega van de gerechtsdeurwaarders ten laste van klager bankbeslag gelegd onder ING Bank N.V. Dit beslag trof geen doel.
3.5.
Op 25 april 2018 is door een collega van de gerechtsdeurwaarders ten laste van klager beslag gelegd onder de gemeente Den Haag. Dit beslag trof geen doel, omdat de gemeente een eigen vordering met de uitkering verrekende.
3.6.
Op 26 september 2018 is door de toegevoegd gerechtsdeurwaarder ten laste van klager bankbeslag gelegd onder ABN AMRO Bank N.V. Dit beslag trof geen doel.
3.7.
Op 7 januari 2019 heeft de voormalig gerechtsdeurwaarder ten laste van klager loonbeslag gelegd onder [bedrijf] B.V. In het beslagexploot is vermeld dat de executiekosten inmiddels € 972,11 bedroegen en het totaal verschuldigde € 1.512,46. Op 9 januari 2019 heeft de voormalig gerechtsdeurwaarder het loonbeslag aan klager overbetekend.
3.8.
Bij de overbetekening van het loonbeslag heeft de voormalig gerechtsdeurwaarder een brief bij klager achtergelaten waarin hij aankondigde beslag te zullen leggen op de inboedel van klager.
3.9.
De werkgever van klager ( [bedrijf] ) heeft op 8 juli 2019 aan de voormalig gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat klager vanaf 1 mei 2019 niet meer bij [bedrijf] in dienst was. Op 16 augustus 2019 heeft de voormalig gerechtsdeurwaarder vervolgens ten laste van klager loonbeslag gelegd onder Fletcher Hotel Exploitaties B.V., die [bedrijf] had overgenomen.
3.10.
In januari 2020 is klager met het kantoor van de gerechtsdeurwaarders een betalingsregeling overeengekomen van € 60,- per maand voor het op dat moment resterende bedrag van € 322,61. In april 2020 is deze regeling komen te vervallen wegens niet-betaling door klager.
3.11.
Op 28 april 2020 is door de toegevoegd gerechtsdeurwaarder opnieuw ten laste van klager bankbeslag gelegd onder ABN AMRO Bank N.V. Dit beslag is op 4 mei 2020 aan klager betekend door de voormalig gerechtsdeurwaarder. Dit beslag trof geen doel.

4.De klacht

De klacht luidde – in eerste aanleg – als volgt:
De gerechtsdeurwaarder heeft veel te hoge kosten in rekening gebracht, waardoor de vordering is opgelopen van € 228,57 naar € 2.399,13. De gerechtsdeurwaarder heeft op één dag dubbel beslag gelegd, te weten op de inboedel en op het inkomen van klager. De beslaglegging op 4 mei 2020 op de bankrekening heeft nooit plaatsgevonden, zo is aan klager meegedeeld door ABN AMRO. Klager moest daar echter € 215,86 voor betalen.

5.Beoordeling

5.1.
De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 8 september 2020 de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen deze beslissing heeft klager tijdig verzet ingesteld. De kamer heeft, na eerst een tussenbeslissing te hebben gegeven op 29 oktober 2021, in de bestreden beslissing:
- de klacht dat de gerechtsdeurwaarders te hoge kosten in rekening hebben gebracht, althans niet inzichtelijk hebben gemaakt waarom de kosten zo hoog zijn, impliciet gegrond verklaard (door in zoverre het verzet gegrond te verklaren) en de beslissing van de voorzitter op dit punt vernietigd;
- de klacht dat uit de correspondentie met ABN AMRO volgt dat in 2020 geen beslagen zijn gelegd, dus ook niet door de gerechtsdeurwaarders, impliciet ongegrond verklaard (door in zoverre het verzet ongegrond te verklaren).
Aan ieder van de gerechtsdeurwaarders is de maatregel van berisping opgelegd. Voorts heeft de kamer de gerechtsdeurwaarders hoofdelijk veroordeeld in de kosten.
Omvang hoger beroep
5.2.
Uit artikel 39 van de Gerechtsdeurwaarderswet volgt – kort weergegeven en voor zover hier van belang – dat de voorzitter van de kamer klachten die naar zijn oordeel kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht zijn, kan afwijzen. Tegen een dergelijke beslissing kan verzet worden gedaan bij de kamer. Tegen de beslissing van de kamer dat het verzet ongegrond is, staat geen rechtsmiddel open.
De kamer heeft in zijn beslissing van 30 maart 2022 uitsluitend de klacht dat te hoge kosten in rekening zijn gebracht, althans niet inzichtelijk is gemaakt waarom die kosten zo hoog zijn, gegrond verklaard. Voor het overige is het verzet ongegrond verklaard. Dit betekent dat alleen eerstgenoemd klachtonderdeel ter beoordeling aan het hof voorligt.
Hebben de gerechtsdeurwaarders buitensporig gebruik gemaakt van hun beslagbevoegdheid?
5.3.
De kamer heeft in de bestreden beslissing geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarders buitensporig gebruik hebben gemaakt van hun beslagbevoegdheid, omdat zij (i) in 2017 naast beslag onder de Belastingdienst óók bankbeslag hebben gelegd, (ii) in 2018 naast het loonbeslag óók opnieuw bankbeslag hebben gelegd, (iii) in januari 2019 naast het loonbeslag óók dreigden met beslag op de inboedel en tot slot (iv) naast het loonbeslag van augustus 2019 op 28 april 2020 óók beslag onder ABN AMRO hebben gelegd, terwijl toen nog maar € 213,35 openstond en inmiddels € 1.923,54 was voldaan op een oorspronkelijke hoofdsom van € 228,57. De kamer heeft de maatregel van berisping aan beide gerechtsdeurwaarders opgelegd, omdat zij niet inzichtelijk hadden gemaakt wie van hen welke handeling heeft verricht.
5.4.
Het hof stelt voorop dat het tuchtrecht tot doel heeft in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen door toe te zien op het optreden van de individuele gerechtsdeurwaarder. De beoordeling kan ertoe leiden dat een gerechtsdeurwaarder die niet in overeenstemming met de daarvoor gestelde normen heeft gehandeld, een maatregel opgelegd kan krijgen, maar alleen in die gevallen waarin de handeling waarover is geklaagd, daadwerkelijk aan hem toegerekend kan worden. Het uitgangspunt van het tuchtrecht, en de mogelijkheid om een beklaagde gerechtsdeurwaarder terecht te wijzen, laten het niet toe een gerechtsdeurwaarder aan te spreken op handelingen die niet door hem zijn verricht en waarvoor hij niet verantwoordelijk is.
5.5.
De gerechtsdeurwaarders hebben in hoger beroep de exploten van alle gelegde beslagen overgelegd. Daardoor is aan het hof duidelijk geworden dat niet alle beslagen ten laste van klager door de gerechtsdeurwaarders zijn gelegd, maar uitsluitend die vanaf 26 september 2018. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft tweemaal bankbeslag onder ABN AMRO gelegd, welke beslagen geen doel troffen en de voormalig gerechtsdeurwaarder heeft tweemaal (geslaagd) loonbeslag gelegd onder de werkgever van klager.
De gerechtsdeurwaarders hebben dus minder handelingen verricht dan die onder de klacht vallen en waar de kamer bij zijn beslissing van uit is gegaan. Het hof is van oordeel – mede gezien wat hiervoor onder 5.4. is overwogen – dat de gerechtsdeurwaarders aldus geen buitensporig gebruik hebben gemaakt van hun beslagbevoegdheid. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat klager zelf geen contact met de gerechtsdeurwaarders heeft opgenomen, ook niet na de vergeefse beslagen en nadat hij door de gerechtsdeurwaarders was uitgenodigd tot het doen van een betalingsvoorstel. Daardoor en door het niet nakomen van de later wel overeengekomen betalingsregeling restte er – om de vordering geheel geïnd te krijgen – geen andere mogelijkheid dan nogmaals beslagpogingen te doen. In dit verband is nog van belang dat het aangekondigde beslag op de inboedel nooit is geëffectueerd.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat het hof, anders dan de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarders ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen voor zover het betreft de gegrondverklaring alsmede de oplegging van de maatregel en de proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover daarbij de klacht van klager ten dele gegrond is verklaard, aan de gerechtsdeurwaarders een maatregel is opgelegd en zij in de proceskosten zijn veroordeeld;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht ook in zoverre ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2022 door de rolraadsheer.