ECLI:NL:GHAMS:2022:3621
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders inzake klacht tegen gerechtsdeurwaarder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van klaagster tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, waarbij haar verzet tegen een eerdere beslissing ongegrond is verklaard. Klaagster had op 5 januari 2022 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 27 december 2021, waarin haar klacht tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk niet-ontvankelijk was afgewezen. De kamer had in haar beslissing van 27 december 2021 aangegeven dat er geen hoger beroep openstaat tegen de beslissing op het verzet, zoals bepaald in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw).
Het hof moest beoordelen of klaagster toch ontvankelijk was in haar hoger beroep. Klaagster had geen fundamentele rechtsbeginselen kunnen aanvoeren die door de kamer zouden zijn geschonden. Het hof constateerde dat klaagster in de eerdere procedure haar bezwaren had kunnen inbrengen en dat zij ter zitting was gehoord. De gerechtsdeurwaarder had geen verweerschrift ingediend en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uiteindelijk concludeerde het hof dat er geen reden was om af te wijken van de regel dat klaagster niet-ontvankelijk was in haar hoger beroep. De beslissing van de kamer werd bevestigd, en het hof verklaarde klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 27 december 2021. Deze uitspraak werd gedaan op 20 december 2022.