ECLI:NL:GHAMS:2022:3597

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
200.315.131/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving op school in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de inschrijving van twee minderjarige kinderen op een basisschool. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op basisschool [basisschool] te [plaats D]. De man, verweerder in hoger beroep, was van mening dat de kinderen op hun huidige school in [plaats B] moesten blijven, waar zij goed functioneren en sociale contacten hebben opgebouwd. Het hof heeft de situatie van de kinderen en de ouders in overweging genomen, waarbij de huidige woonsituatie en de stabiliteit van de kinderen voorop stonden. De vrouw had eerder een gezinsplan opgesteld waarin was afgesproken dat de kinderen in maart 2022 op een nieuwe school ingeschreven zouden worden, maar de man was niet bereid om te verhuizen. Het hof oordeelde dat de huidige schoolsituatie in het belang van de kinderen was en dat een schoolwisseling niet wenselijk was. De vrouw werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar vast te stellen. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en iedere partij droeg zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.315.131/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/327933 / FA RK 22-2161
Beschikking van de meervoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R. Bottenheft te Velsen-Zuid,
en
[de man] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H. Plantenga te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), en
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem , (hierna: de rechtbank) van 15 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 30 augustus 2022 in hoger beroep gekomen van de hiervoor genoemde beschikking van de rechtbank van 15 juli 2022.
2.2
De man heeft op 28 oktober 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de vrouw, ingekomen op 26 oktober 2022, inhoudende het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 14 juni 2022;
- een bericht van de vrouw, ingekomen op 21 november 2022, met bijlagen;
- een bericht van de vrouw, ingekomen op 25 november 2022, met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 1 december 2022 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, die pleitaantekeningen heeft overgelegd;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Ook was aanwezig als informant de voormalige gezinsmanager (preventieve Jeugdbescherming) van Jeugdbescherming Regio [plaats B] ( [jeugdbescherming] ), met een collega.
De raad is niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) hebben van 2008 tot eind 2020 een affectieve relatie met elkaar gehad. De vrouw is vanuit Noorwegen in 2008 naar Nederland gekomen. Uit de relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2015 te [plaats B] , en
- [minderjarige 2] , [in] 2018 te [plaats B] .
De man heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen) erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.2
De kinderen verblijven in de even weken bij de man, en in de oneven weken bij de vrouw. Het wisselmoment is elke maandag na school. De huidige school is in [plaats B] op loopafstand van de voormalige gezinswoning waar de man is blijven wonen. De man heeft een eigen bedrijf en werkt voornamelijk thuis. De vrouw woont sinds begin 2022 in [plaats A] . Zij werkt een aantal dagen per week in [plaats C] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vrouw zal zijn. Het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op basisschool [basisschool] te [plaats D] is afgewezen.
4.2
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar vast te stellen en haar vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen op basisschool [basisschool] te [plaats D] .
4.3
De man verzoekt het verzoek van de vrouw af te wijzen en, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Tijdens de mondelinge behandeling is het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar te bepalen ingetrokken, zodat het hof hierover geen inhoudelijke beoordeling hoeft te geven. De vrouw zal niet-ontvankelijk worden verklaard in dit verzoek.
Wettelijk kader
5.2
Het geschil dat de ouders verdeeld houdt, betreft de inschrijving van de kinderen op basisschool [basisschool] te [plaats D] . Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Het hof dient een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk acht.
De standpunten van partijen
5.3
De vrouw betoogt dat de ouders vanaf eind 2020 zijn begeleid door een gezinsmanager van [jeugdbescherming] die met hen een gezinsplan heeft opgesteld, waarin is vastgelegd dat de kinderen in maart 2022 ingeschreven zouden worden op een nieuwe school in de regio [plaats E] . Het gezinsplan is bindend en daarom moet de man gehouden worden aan de eerdere overeenstemming tussen de ouders. Hij heeft zelf de school [basisschool] naar voren gebracht. De vrouw is mede om die reden in januari 2022 naar [plaats A] verhuisd. De kinderen wonen sindsdien, vanwege de co-ouderschapsregeling die tussen de ouders geldt, voor de helft van de tijd bij de vrouw in [plaats A] . De vrouw stelt dat de kinderen daar goed geaard en gewend zijn. Bovendien zijn de kinderen het afgelopen jaar voorbereid om naar een nieuwe school te gaan in [plaats D] . Het was voor hen een teleurstelling toen bleek dat dit niet door zou gaan. De huidige situatie, waarbij de vrouw de kinderen in de week dat zij bij haar zijn elke dag moet brengen naar en halen van de school in [plaats B] , is voor de vrouw niet vol te houden. Ook de kinderen zijn moe door het vele en lange reizen. De kinderen inschrijven op de school [basisschool] is naar de mening van de vrouw het meest in het belang van de kinderen. [basisschool] is op tien minuten fietsafstand van het huis van de vrouw in [plaats A] . De huidige school van de kinderen heeft bovendien bevestigd dat een wisseling van school slechts beperkt leerachterstand voor de kinderen met zich brengt en dat zij dat aan kunnen, aldus de vrouw.
5.4
De man betoogt dat gekeken moet worden naar wat op dit moment het meest in het belang van de kinderen is. Het is hem niet gelukt om een betaalbare koopwoning te vinden in (de omgeving van) [plaats E] en hij kan vanwege zijn lage inkomen geen huurhuis bekostigen. De huidige situatie is dat de man in [plaats B] woont, waar hij niet weg kan, en de vrouw in [plaats A] woont. In die situatie gaat het goed met de kinderen. Op de huidige school van de kinderen in [plaats B] zijn zij gewend en hebben zij sociale contacten opgebouwd. Bovendien is de huidige school van de kinderen vlakbij het huis van de man. Omdat de man nagenoeg altijd thuis werkt, is hij dichtbij de kinderen. Indien de kinderen ingeschreven worden op de school in [plaats D] zal de man alle schooldagen twee keer heen en weer van [plaats B] naar [plaats D] moeten reizen. De vrouw kan in de huidige situatie de kinderen op weg naar haar werk afzetten op school in [plaats B] en ze op haar terugweg weer ophalen,
De kinderen gaan er bij een schoolwisseling niet op vooruit en dat is dan ook niet in hun belang. Momenteel hebben de kinderen rust en deze situatie dient in stand te blijven, aldus de man.
5.5
De voormalige gezinsmanager heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij tot maart 2022 in het vrijwillig kader bij het gezin was betrokken en [jeugdbescherming] is nu nog op afroep voor het gezin beschikbaar. Zij heeft in verband met de mondelinge behandeling in hoger beroep contact gezocht met de huidige school van de kinderen. De school heeft verklaard dat het op school momenteel heel goed gaat met de kinderen. Dit is echter geen beletsel om de kinderen op een nieuwe school in te schrijven, omdat ze dat aan kunnen. Zij wijst erop dat de kinderen voorbereid waren om in september 2022 naar een nieuwe school te gaan en voor hen is het lastig dat ze op iets zijn voorbereid wat vervolgens niet gebeurt. De kinderen hebben wel een goede relatie met hun ouders, aldus de voormalige gezinsmanager.
De beoordeling
5.6
Het hof overweegt dat ouders eind 2020 na een moeilijke periode uit elkaar zijn gegaan. In het gezinsplan is beschreven dat bij ouders vanaf 2018 sprake is geweest van slapeloze nachten en stress door verschillende familiegebeurtenissen. De man heeft in 2019 een burn-out gehad en de vrouw had last van heimwee. Door een incident van huiselijk geweld in oktober 2020 is Veilig Thuis betrokken bij het gezin en daarna preventieve Jeugdbescherming tot eind maart 2022. Vanwege personeelsgebrek is het dossier gesloten, maar het kan heropend worden indien nodig.
De ouders hebben vanaf november 2020 uitvoering gegeven aan een ‘birdnestingregeling’, waarbij de kinderen in de (voormalige) gezinswoning in [plaats B] bleven wonen en de ouders elkaar om de drie á vier dagen afwisselden. Deze ‘birdnestingregeling’ bleek uiteindelijk niet vol te houden, mede vanwege de spanningen tussen de ouders. In oktober 2021 is opnieuw sprake geweest van huiselijk geweld. De vrouw heeft van beide incidenten aangifte gedaan en de man is op 14 oktober 2022 door de politierechter veroordeeld wegens mishandeling en bedreiging met zware mishandeling zonder oplegging van straf of maatregel, met vrijspraak voor het overige.
Vanaf januari 2022 zijn de ouders overgegaan op een co-ouderschapsregeling, waarbij de kinderen in de even weken bij de man in [plaats B] wonen en in de oneven weken bij de vrouw in [plaats A] wonen. Zij waren tot dan toe met behulp van een mediator in gesprek over de praktische invulling van hun gezamenlijk ouderschap waarbij als onderwerpen aan de orde zijn gekomen in welk land, en welke plaats zij zouden gaan wonen en op welke school de kinderen zouden worden ingeschreven. Uit het gezinsplan blijkt dat de ouders, na het vinden van een appartement door de vrouw in [plaats A] , op enig moment hadden gekozen voor een school in de regio [plaats E] . De vrouw zou van haar kant haar plannen om terug te keren naar Noorwegen laten varen.
In maart 2022 is gebleken dat de man niet meer bereid was om te verhuizen en dat hij van mening was dat de kinderen in [plaats B] op school moesten blijven. De spanningen tussen de ouders waren opnieuw opgelopen, omdat de man naar aanleiding van de aangiftes van de vrouw door de politie is gehoord en vernomen had dat hij verdacht werd van een poging tot doodslag/moord, zware mishandeling en bedreiging. Daarnaast heeft de man als reden voor het aanpassen van zijn plannen genoemd dat het hem financieel niet lukte om vervangende huisvesting te krijgen in de buurt van de vrouw.
5.7
Wat er verder zij van het antwoord op de vraag in hoeverre de ouders eerder een bindende afspraak over de schoolkeuze hebben gemaakt, het hof dient allereerst te toetsen aan het belang van de kinderen op dit moment. Eerdere intenties en afspraken tussen de ouders kleuren de beoordeling uiteraard wel, omdat deze uitdrukking geven aan hun invulling van het belang van de kinderen, maar zijn niet doorslaggevend. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de ouders uiteindelijk geen ouderschapsplan hebben opgesteld en ondertekend, waarin zij de schoolkeuze hebben bevestigd.
5.8
Op dit moment wonen de kinderen in de even weken bij de man in [plaats B] en in de oneven weken bij de vrouw in [plaats A] . Deze woonsituatie is een gegeven, waarin op korte termijn geen wijziging is te verwachten. De kinderen gaan nog steeds in [plaats B] naar school. In de week dat de kinderen bij de vrouw wonen, hebben zij dus te maken met een behoorlijke reistijd van en naar school. Dit heeft zijn weerslag op de kinderen en dat zij, zoals de vrouw heeft aangevoerd, vooral aan het einde van de (school)week moe zijn, acht het hof aannemelijk. Een wisseling van school, zoals de vrouw verzoekt, zal hierin echter weinig verandering brengen. In die situatie zullen de kinderen, wanneer zij bij de man verblijven, dezelfde afstand van [plaats B] naar [plaats D] en terug dienen te overbruggen. De kinderen zullen kortom in beide situaties om de week geconfronteerd worden met een lange reistijd van en naar school. Omdat de huidige school in [plaats B] op loopafstand van de woning van de man is, hebben zij in de week dat de kinderen bij de man verblijven geen reistijd. De door de vrouw beoogde school in [plaats D] is verder weg van de woning van de vrouw in [plaats A] , en in ieder geval niet op loopafstand.
5.9
De kinderen doen het op dit moment goed op school in [plaats B] . En dat is met name voor [minderjarige 1] niet vanzelfsprekend geweest. Kort na het uiteengaan van de ouders is [minderjarige 1] onderzocht door het Kabouterhuis, omdat hij het onder andere moeilijk vond om contact te leggen met andere kinderen en hij snel gefrustreerd raakte. Uit het eindverslag van het Kabouterhuis blijkt dat [minderjarige 1] zich op sociaal gebied positief heeft ontwikkeld en dat hij op een adequate manier contact kan leggen met de kinderen in zijn huidige klas. Zowel de man als de vrouw hebben ook ter zitting verklaard deze groei bij [minderjarige 1] te zien. De intern begeleidster van de school in [plaats B] geeft aan dat ook [minderjarige 2] haar plek in de klas heeft gevonden. Uit de stukken blijkt verder dat de (school)vriendjes van de kinderen in de buurt van de woning van de man in [plaats B] wonen. Hoewel de kinderen veerkrachtig genoeg lijken om een schoolwisseling aan te kunnen, is hieraan het risico verbonden dat de stabiliteit die zij momenteel ervaren verstoord zal worden. Een schoolwisseling kan zorgen voor een periode van onrust en onzekerheid, wat gezien de roerige periode van enkele jaren die het gezin achter de rug heeft niet in het belang van de kinderen is.
5.1
De vrouw werkt in [plaats C] . Zij heeft een dienstverband als ergotherapeut van in beginsel 20 uur per week. Zij heeft in ieder geval tot voor kort de kinderen onderweg naar haar werk kunnen afzetten op de school in [plaats B] . In vergelijking met de door haar gewenste situatie, waarin de kinderen in [plaats D] naar school zouden gaan en de man zou moeten reizen, kan zij zodoende de reistijd beter opvangen dan de man in de bovenomschreven situatie. Omdat de man een groot gedeelte van zijn werkweek thuis kan werken en de huidige school van de kinderen op loopafstand van zijn huis is, zal hij bovendien bij eventuele calamiteiten op school snel aanwezig kunnen zijn. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de vrouw dat zij niet blijvend in staat is om de schoolgang van de kinderen in haar zorgweken te combineren met haar reis naar en van haar werk in [plaats C] , nu zij deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Haar enkele mededeling dat zij haar werkrooster vanwege de patiëntcontacten niet langer aan de schooltijden kan aanpassen, is daarvoor onvoldoende.
5.11
Het hof concludeert dat het belang van de kinderen bij continuering van de betrekkelijke rust die zij momenteel in de huidige situatie ervaren en het belang om zo veel mogelijk in hun vertrouwde omgeving in [plaats B] naar school te gaan, zwaarder weegt dan het belang van de vrouw om de kinderen in [plaats D] naar school te laten gaan. Het hof zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover de rechtbank het verzoek van de vrouw heeft afgewezen om haar toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen op voornoemde school.
5.12
Gelet op de aard van de zaak zal het hof bepalen dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] ;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor zover daarin het verzoek van de vrouw is afgewezen om aan haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op de basisschool [basisschool] te [plaats D] ;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F.G.H. Beckers, M.T. Hoogland en G.W. Brands-Bottema in tegenwoordigheid van de griffier en is op 20 december 2022 in het openbaar uitgesproken door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk.