ECLI:NL:GHAMS:2022:3576

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
200.304.097/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over derdenbeslag en levering van registergoederen

In deze zaak hebben klagers, bestaande uit een natuurlijk persoon en twee besloten vennootschappen, een klacht ingediend tegen een notaris naar aanleiding van een geschil over de levering van een woning en de gevolgen van derdenbeslag. Klagers hebben beslag gelegd op de woning van een partij met wie zij in een juridisch conflict zijn verwikkeld. De woning werd onderhands verkocht aan een derde partij, met toestemming van klagers. Om de woning vrij van beslag te kunnen leveren, hebben klagers een volmacht ondertekend, zodat de notaris het beslag kon doorhalen. Na de levering legde de verkopende partij echter derdenbeslag onder de notaris op het deel van de koopsom dat aan klagers toekwam, waardoor uitbetaling aan klagers niet mogelijk was.

Klagers hebben in hoger beroep de beslissing van de kamer voor het notariaat aangevochten, die de klacht deels gegrond verklaarde, maar voor het overige ongegrond. Het hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de notaris in het kader van de afwikkeling van de levering actief en zorgvuldig heeft geprobeerd een oplossing te vinden voor het conflict. Het hof oordeelde dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat de klachtonderdelen ongegrond zijn. De notaris had geen reden om aan te nemen dat de levering niet correct was uitgevoerd, en de communicatie tussen de notaris en klagers was niet onzorgvuldig. Het hof heeft de bestreden beslissing vernietigd en alle klachtonderdelen ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.304.097/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/386178/ KL RK 21/50
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 december 2022
inzake

1.[appellante 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

2. [appellante 2] B.V.,

gevestigd te [woonplaats 2] ,

3. [appellante 3] HOLDING B.V.,

gevestigd te [woonplaats 3] ,
appellanten,
tegen
mr. [geïntimeerde] ,
notaris te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. W. Knoester, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna klagers (afzonderlijk klager 1, klager 2 en klager 3) en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Klagers 1 en 2 hebben beslag gelegd op de woning van een partij met wie zij in een juridisch geschil zijn verwikkeld. Met toestemming van klagers 1 en 2 heeft die partij de woning onderhands verkocht aan een derde. Om de woning vrij van beslag te kunnen laten leveren aan deze derde, hebben klagers 1 en 2 een volmacht ondertekend, zodat de notaris in verband met de levering het beslag kon doorhalen. Na doorhaling en levering van de woning aan de derde heeft de verkopende partij ten laste van klagers 1 en 2 derdenbeslag gelegd onder de notaris op het deel van de koopsom dat voor hen was bestemd, zodat geen uitbetaling kon plaatsvinden aan klagers 1 en 2.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klagers hebben op 13 december 2021 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 17 november 2021 (ECLI:NL:TNORARL:2021:76). Klagers hebben op 2 maart 2022 hun beroepsgronden aangevuld.
2.2.
De notaris heeft op 23 mei 2022 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2022. Namens klager 2 is klager 1 (als bestuurder) verschenen en namens klager 3 is [naam 1] (als bestuurder) verschenen. De notaris en zijn gemachtigde zijn eveneens verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
De feiten zijn als volgt.
3.1.
Klager 2 is een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die is opgericht om daarin de gezamenlijke activiteiten onder te brengen van klager 1 en verschillende zakenpartners van klager 1 (klager 1 en klager 2 worden hierna gezamenlijk aangeduid als klager 1/klager 2). Klager 1/klager 2 heeft een managementovereenkomst gesloten met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] B.V, (hierna: [bedrijf 1] ), bestuurd door [naam 2] (hierna: [naam 2] en hierna gezamenlijk aangeduid als [naam 2] / [bedrijf 1] ). Tussen klager 1/klager 2 en [naam 2] / [bedrijf 1] is een geschil ontstaan over de uitvoering en de beëindiging van de managementovereenkomst en de in dat verband verschuldigde vergoeding. Klager 2 en [bedrijf 1] stellen over en weer verschillende vorderingen op elkaar te hebben en hebben daarover meerdere gerechtelijke procedures gevoerd.
3.2.
Tot zekerheid van de nakoming van bedoelde vorderingen zijn over en weer verschillende conservatoire en executoriale beslagen gelegd. Over de rechtmatigheid daarvan zijn eveneens procedures gevoerd.
3.3.
Eén van de (aanvankelijk) conservatoire beslagen betreft de woning van [naam 2] / [bedrijf 1] te [plaats] (hierna: de woning). Dit beslag is executoriaal geworden op het moment dat het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 30 augustus 2017 tussen klager 1/klager 2 en [naam 2] / [bedrijf 1] onherroepelijk is geworden. [naam 2] / [bedrijf 1] is bij dit vonnis veroordeeld tot betaling aan klager 1/klager 2 van een bedrag van € 105.711,57 en heeft van dit vonnis geen hoger beroep ingesteld.
3.4.
Ter voorkoming van de openbare verkoop van de woning heeft [naam 2] / [bedrijf 1] met instemming van klager 1/klager 2 de woning te koop gezet, verkocht en geleverd.
3.5.
Om de woning vrij van beslag te kunnen laten leveren heeft klager 1/klager 2 een volmacht ondertekend zodat de notaris in verband met de levering het beslag kon doorhalen. Voorafgaand aan de levering is een verschil van mening ontstaan tussen [naam 2] / [bedrijf 1] en klager 1/klager 2 over de hoogte van het bedrag dat klager 1/klager 2 uit de verkoopopbrengst toekwam. [naam 2] / [bedrijf 1] stelde zich op het standpunt dat dit bedrag € 115.947,46 moest zijn, terwijl klager 1/klager 2 meende dat het € 127.407,65 moest zijn. Ondanks dit verschil van mening heeft de levering op 1 oktober 2020 (hierna ook wel: de transactie) uiteindelijk wel doorgang gevonden.
3.6.
Op 2 oktober 2020 heeft [naam 2] / [bedrijf 1] ten laste van klager 1/klager 2 zowel conservatoir als executoriaal beslag gelegd op de derdengeldenrekening van de notaris op alle voor beslag vatbare gelden die bestemd waren voor klager 1/klager 2.
3.7.
Bij e-mail van 2 oktober 2020 heeft de notaris klager 1/klager 2 geïnformeerd over het beslag en gemeld dat om die reden geen uitbetaling aan klager 1/klager 2 kon plaatsvinden.
3.8.
Bij e-mail van 4 oktober 2020 heeft klager 1/klager 2 de notaris laten weten zich op het standpunt te stellen dat de beslagen van [naam 2] / [bedrijf 1] geen doel hebben getroffen omdat de vordering van klager 1/klager 2 op [naam 2] / [bedrijf 1] voorafgaand aan het beslag door klager 1/klager 2 is gecedeerd aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellante 2] Systems B.V., waarna deze B.V., eveneens voorafgaand aan het beslag van 2 oktober 2020 de vordering weer heeft gecedeerd aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 2] B.V. Vervolgens, op 9 oktober 2020, heeft [bedrijf 2] de vordering weer gecedeerd aan klager 3.
3.9.
In dezelfde e-mail van 4 oktober 2020 heeft klager 1/klager 2 de notaris gesommeerd het bedrag van € 127.407,65 uit te betalen. Klager 1/klager 2 heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de notaris de door klager 1/klager 2 gegeven volmacht voor het doorhalen van het beslag ten onrechte gebruikt heeft en dat om die reden de levering van de woning van [naam 2] / [bedrijf 1] van 1 oktober 2020 (zie 3.5.) teruggedraaid zou moeten worden.
3.10.
In oktober 2020 hebben klager 1/klager 2 en [naam 2] / [bedrijf 1] via hun advocaten verder overleg en correspondentie gevoerd over de ontstane situatie.
3.11.
Op 26 oktober 2020 heeft klager 1/klager 2 onder het kantoor van de notaris executoriaal beslag gelegd op een bedrag van € 127.619,11.
3.12.
Op 30 oktober 2020 heeft de notaris vanwege de gelegde beslagen een verklaring ex artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) afgelegd waarin hij zich op het standpunt stelt dat zijn kantoor geen uitsluitsel kan geven over de vraag of de over en weer door partijen onder zijn kantoor gelegde beslagen doel hebben getroffen en partijen geadviseerd hun geschil afzonderlijk dan wel gezamenlijk aan de rechter voor te leggen.
3.13.
Vervolgens heeft klager 1/klager 2 een kort geding dagvaarding uitgebracht aan het adres van [naam 2] / [bedrijf 1] . Dit kort geding heeft geleid tot het vonnis van 16 december 2020 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland. Daarbij is het op 2 oktober 2020 door [naam 2] / [bedrijf 1] ten laste van klager 1/klager 2 gelegde executoriale beslag opgeheven en is het op 2 oktober 2020 door [naam 2] / [bedrijf 1] ten laste van klager 1/klager 2 gelegde conservatoire beslag opgeheven onder de opschortende voorwaarde dat klager 1/klager 2 ten gunste van [naam 2] / [bedrijf 1] een bankgarantie zou stellen.
3.14.
Het vonnis van 16 december 2020 heeft het geschil tussen klager 1/klager 2 enerzijds en [naam 2] / [bedrijf 1] anderzijds niet opgelost, althans genoemde partijen zijn nadien opnieuw in conflict geraakt. [naam 2] / [bedrijf 1] heeft opnieuw executoriaal beslag gelegd onder de notaris.
3.15.
Begin 2021 hebben klager 1/klager 2 en [naam 2] / [bedrijf 1] met elkaar en met de notaris verder gecorrespondeerd over hun geschil zonder enige concrete oplossing te bereiken.
3.16.
Op 16 april 2021 heeft de notaris vanwege het nieuwe beslag opnieuw een verklaring afgelegd. De notaris heeft in deze verklaring een mogelijke oplossing voor het geschil voorgesteld en partijen gewezen op de mogelijkheid de verklaring in rechte te betwisten op grond van artikel 477a Rv. Geen van de partijen heeft dit gedaan binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn van twee maanden.
3.17.
Bij e-mails van 19 april 2021 en 23 april 2021 heeft klager 1/klager 2 bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde oplossing en is de notaris nogmaals aansprakelijk gesteld voor gevolgen van de door de notaris voorgestelde handelwijze. Ook maakt klager 1/klager 2 de notaris meerdere (herhaalde) verwijten over het ontstaan van de situatie, die volgens klagers voorkomen of eerder opgelost had kunnen worden, wanneer de notaris zorgvuldig gehandeld zou hebben.

4.De klacht

De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
1. De transactie had niet de goedkeuring van klagers. De notaris had daarvoor niet
de vereiste schriftelijke verklaring van [naam 2] / [bedrijf 1] opgenomen. Klagers hebben deze nimmer ontvangen.
2) De vooraf schriftelijk gemaakte afspraken met het kantoor van de notaris
om de transactie terug te draaien werden niet nagekomen terwijl deze juist voor de ontstane situatie waren bedoeld.
3) Door geen vereiste verklaring op te nemen en het transport niet terug te draaien
heeft de notaris een executiegeschil en openbare verkoop vernietigd wat [naam 2] / [bedrijf 1] zonder zijn instemming over zich zou hebben afgeroepen.
4) Klagers werden bewust misleid met de onjuiste verklaring dat vrij van beslagen
was geleverd.
5) De notaris heeft de derdenverklaring niet afgewacht en ook de overwaarde als
vervangend beslagobject uit handen geslagen door deze prematuur uit te keren aan [naam 2] / [bedrijf 1] .
6) De notaris heeft uitvoering van het (door hem geadviseerde) vonnis tegengewerkt:
-Hij frustreerde de bankgarantie tegen vrijkomen van beslagen bedragen;
-Hij weigert lastgeving/cessie-eigendom te toetsen waarnaar het vonnis verwees;
-Hij weigert mee te werken aan het opheffen van de bankgarantie.
7) De notaris heeft druk gezet op het transport en bovendien indringende signalen
herhaald genegeerd. De overeenstemming voor het transport ontbrak, en de notaris heeft daardoor partijdig gehandeld.
8) De termijn van de derdenverklaringen werd niet nagekomen, die daarbij geen
antwoord op gestelde vragen gaven ter opheffing van beslagen en uitkering van bedragen.
9) De notaris heeft in plaats van oplossingen te zoeken en het vonnis uit te voeren de
conflictzoekenden gefaciliteerd teneinde zijn fouten te kunnen verdoezelen en heeft klagers gechanteerd door vrijwaring van zijn fouten aan zijn medewerking te verbinden.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers geclusterd beoordeeld en de klacht onderscheiden in klachten over (1) de voorbereiding van de levering, (2) over het passeren van de akte van levering en (3) over de afwikkeling van de levering. De kamer heeft de klacht over de onzorgvuldigheid van de voorbereiding van de levering gegrond verklaard voor zover miscommunicatie is ontstaan tussen klager 1/klager 2 en (de medewerkers van het kantoor van) de notaris. De kamer heeft de klacht voor het overige ongegrond verklaard en geen maatregel opgelegd. Wel heeft de kamer de notaris veroordeeld tot betaling van het door klagers betaalde griffierecht.
5.2.
Het hof zal hierna de klachtonderdelen, anders dan de kamer, afzonderlijk beoordelen maar eerst nog ingaan op de klacht over miscommunicatie.
Algemeen: gang van zaken in het notariaat bij de levering van registergoederen
5.3.
Bij de levering van registergoederen is het de taak van de notaris om zorg te dragen voor de uitvoering van de tussen koper en verkoper gesloten koopovereenkomst. De notaris zorgt voor de overdracht van het registergoed en regisseert de geldstroom tussen de bij de levering betrokken partijen. Het betalingsverkeer verloopt via de derdengeldenrekening van de notaris, als bedoeld in art. 25 van de Wet op het Notarisambt (hierna: Wna). Zodra de koper de koopsom op de derdengeldenrekening van de notaris heeft gestort, zorgt de notaris voor de overdracht van het registergoed. De notaris controleert één dag later of de overdracht daadwerkelijk heeft plaatsgevonden overeenkomstig de tussen partijen gemaakte afspraken. De notaris houdt vervolgens – na de overdracht – het ontvangen bedrag onder zich ten behoeve van de verkoper, de eventuele hypothecaire financiers en de eventuele overige schuldeisers van de koper of de verkoper. Het is gebruikelijk om bij de koop van een registergoed overeen te komen dat het registergoed vrij van hypotheken en beslagen en/of inschrijvingen daarvan wordt overgedragen. In het geval dat er beslag ligt op het te leveren registergoed ten laste van de verkoper, vloeit uit de opdracht aan de notaris om de levering te verzorgen noodzakelijkerwijs voort dat hij contact opneemt met de beslaglegger om na te gaan onder welke voorwaarden deze bereid is tot doorhaling van het beslag. Als met de beslag leggende schuldeiser overeenstemming wordt bereikt, kan de notaris het registergoed vrij van beslagen leveren. De akte van doorhaling wordt feitelijk pas later opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers op een nader door de notaris te bepalen tijdstip.
Miscommunicatie
5.4.1.
De kamer heeft overwogen dat in de voorbereidende fase van de levering bij klager 1 kennelijk het misverstand is ontstaan of in ieder geval is blijven bestaan dat de volmacht tot doorhaling van het beslag slechts gebruikt zou worden en de levering slechts doorgang zou vinden wanneer de daarmee gemoeide gelden door klager 1/klager 2 ontvangen zouden zijn. Feitelijk echter is de volmacht gebruikt zodra de gelden op de derdengeldenrekening van de notaris bijgeschreven waren zodat de levering kon plaatsvinden en werd vervolgens beslag gelegd (op het verkoopsaldo op de derdengeldrekening van de notaris) door [naam 2] / [bedrijf 1] voordat uitbetaling ten behoeve van klager 1/klager 2 kon plaatsvinden.
5.4.2.
Een medewerker van het kantoor van de notaris heeft destijds in een e-mail van
8 september 2020 aan klager 1 geschreven:

Zoals u heeft besproken met mijn collega zal op 1 oktober a.s. op mijn kantoor worden gepasseerd de akte van levering, waarbij door de heer [naam 2] bovengenoemd registergoed wordt overgedragen. (…) .. verneem ik graag van u welk bedrag per 1 oktober aanstaande moet worden voldaan ter verkrijging van royement van het executoriaal en conservatoir beslag (…) Uiteraard zal pas van de getekende volmacht door ons kantoor gebruik worden gemaakt nadat het in de aflosnota genoemde totaalbedrag (..) naar u is overgemaakt
5.4.3.
Klager 1 heeft daarop op 23 september 2020 de volgende e-mail aan het kantoor van de notaris gestuurd.

Fijn dat we nog even e.e.a. hebben kunnen doornemen. Ik probeer nog even terug te geven wat ik meen dat de gang van zaken is.- Het pand moet onbezwaard overgaan en zonder dat kan de transactie niet doorgaan of wordt teruggedraaid.- Wettelijk moeten de noteringen in het kadaster kloppen voordat geld kan wordenovergemaakt. De overmaking van 127.407,65 euro is daarom een dag na de transactie.Dat lijkt niet te rijmen met uw eerdere mededeling van 8 sept 2020 (citaat): “Uiteraard zal pas van de getekende volmacht door ons kantoor gebruik worden gemaakt nadat het in de aflosnota genoemde totaalbedrag met bijberekening van de volgens de aflosnota verschuldigde dagrente(n) naar u is overgemaakt
Ik verneem graag of ik dit goed heb begrepen.”
5.4.4.
Daarop heeft een medewerker van het kantoor van de notaris aan klager 1 geantwoord:

Bij deze laat ik u weten dat u de gang van zaken goed heeft begrepen.Voor wat betreft de zinsnede: “Uiteraard zal pas van de getekende volmacht door onskantoor gebruik worden gemaakt nadat het in de aflosnota genoemde totaalbedrag metbijberekening van de volgens de aflosnota verschuldigde dagrente(n) naar u isovergemaakt.”Dit is helemaal correct wij maken pas gebruik van de volmacht nadat het door u te ontvangen bedrag is ontvangen eventueel met bijberekening van dagrenten.
5.4.5.
Zoals hiervoor in 5.3. is beschreven, wordt het aandeel van de koopsom dat toekomt aan de verkoper, pas ten behoeve van een eventuele schuldeiser van die verkoper – in dit geval klager 1/klager 2 – onder de notaris gehouden zodra de koopsom door de koper is gestort op de derdengeldenrekening van de notaris, de levering is voltooid en de akte is ingeschreven in de openbare registers. Dat is kennelijk ook wat de medewerker van het notariskantoor hier heeft bedoeld. Die medewerker heeft daarbij geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat onder de notaris ten laste van klager1/klager 2 – voordat het aan klager 1/klager 2 verschuldigde bedrag is betaald – derdenbeslag kan worden gelegd op hetgeen de notaris aan klager 1/klager 2 moet uitkeren. Het hof vindt dat in dit geval niet onzorgvuldig. De medewerker heeft de normale gang van zaken geschetst en hoeft daarbij niet te wijzen op incidenten die die normale gang van zaken kunnen verstoren, als er geen concrete aanwijzingen zijn dat een dergelijk incident zich kan voordoen. Het hof vindt het wel begrijpelijk dat klager 1, van wie niet bekend is dat hij specifieke juridische deskundigheid heeft, niet op de hoogte was en ook geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid die de wet nu eenmaal biedt voor het leggen van (derden)beslagen, maar het is niet aan de notaris – als er geen concrete aanwijzingen daarvoor zijn – een beslaglegger uitvoerig te informeren over die wettelijke mogelijkheden. De klacht over de zorgvuldigheid van de voorbereiding verklaart het hof, anders dan de kamer, daarom ongegrond.
Klachtonderdeel 1: goedkeuring klagers
5.5.
Zoals vermeld onder 3.5. is op de dag van de levering van de woning – op 1 oktober 2020 – een verschil van mening ontstaan tussen klager 1/klager 2 en [naam 2] / [bedrijf 1] over de hoogte van het bedrag uit de verkoopopbrengst dat aan klager 1/klager 2 toekwam. Klager 1/klager 2 heeft als gevolg van deze onenigheid de volmacht tot doorhaling van het beslag ingetrokken en vervolgens aan [naam 2] / [bedrijf 1] per e-mail laten weten dat hij bereid was deze te herstellen onder de voorwaarde dat [naam 2] / [bedrijf 1] de berekening van het bedrag van € 127.407,65 accepteert. In hoger beroep hebben klagers toegelicht dat de kern van dit klachtonderdeel is dat de notaris zijn medewerking aan de levering heeft verleend, ondanks dat [naam 2] / [bedrijf 1] zich niet schriftelijk akkoord had verklaard met de door klager 1/klager 2 gestelde voorwaarden aan de verlening van de volmacht.
5.6.
De notaris heeft in zijn verweer in hoger beroep verwezen naar een door klagers bij het beroepschrift overgelegde e-mail van de advocaat van [naam 2] / [bedrijf 1] . Bij die email is een schriftelijk akkoord gevoegd van [naam 2] / [bedrijf 1] op de door klager 1/klager 2 gestelde voorwaarde voor het herstel van de volmacht. De notaris mocht, gelet op deze overeenstemming, ervan uitgaan dat klager 1/klager 2 bereid was tot doorhaling van het beslag tegen een bedrag van € 127.407,65 en dat de notaris dus gebruik mocht maken van de door klager 1/klager 2 gegeven volmacht en de levering kon doorgaan. Dat [naam 2] / [bedrijf 1] een dag later onder de notaris derdenbeslag legde op het aandeel van de koopsom dat de notaris onder zich had ten behoeve van klager 1/klager 2, kan naar het oordeel van het hof niet aan de notaris worden tegengeworpen. De notaris kon – en hoefde – dit niet te voorzien (zie ook 5.4.5). Klachtonderdeel 1 is ongegrond.
Klachtonderdeel 2: terugdraaien levering
5.7.
Klagers hebben in het beroepschrift toegelicht dat de schriftelijk gemaakte afspraken in het e-mailbericht van 23 september 2020 (zie 5.4.3.) over de volmacht en de betaling juist waren bedoeld voor het geval achteraf derdenbeslag zou worden gelegd door [naam 2] / [bedrijf 1] . Deze bedoeling van klagers maakt naar het oordeel van het hof echter niet dat sprake was van een schriftelijk gemaakte afspraak, nu de notaris in zijn verweer gemotiveerd aangevoerd heeft dat hij met die bedoeling van klagers niet bekend was, terwijl op dat moment – zoals hiervoor onder 5.4.5. en 5.6. uiteen gezet - voor de notaris ook geen aanleiding bestond om rekening te houden met het risico van een beslag van de verkoper zelf op de opbrengst van die verkoop. Dat de notaris de transactie niet eigenhandig heeft teruggedraaid als gevolg van het door [naam 2] / [bedrijf 1] gelegde derdenbeslag (als dat al mogelijk zou zijn) is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 3: de notaris heeft een executiegeschil en openbare verkoop vernietigd
5.8.
Naar het hof begrijpt, bedoelen klagers met dit klachtonderdeel dat zij door het handelen van de notaris niet meer konden overgaan tot executie van de beslagen woning. Klagers miskennen met deze klacht dat klager 1/klager 2 zelf heeft ingestemd met doorhaling van het beslag op de woning tegen de berekening van het bedrag van
€ 127.407,65. Dat bedrag hield de notaris na inschrijving van de akte van levering onder zich ten behoeve van klagers. Dat vervolgens op dat bedrag derdenbeslag is gelegd onder de notaris, kan – zoals reeds uiteengezet – aan de notaris niet verweten worden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 4: de notaris heeft klagers bewust misleid
5.9.
Net als bij de beoordeling van klachtonderdeel 3, is hier van belang dat klager 1/klager 2 heeft ingestemd met doorhaling van het beslag op de woning tegen betaling van voornoemd bedrag. Daarmee kon vrij van beslagen worden geleverd en dat is ook gebeurd. Van bewuste misleiding door de notaris is geen sprake. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 5: niet afwachten derdenverklaring en prematuur uitkeren aan [naam 2] / [bedrijf 1]
5.10.
Klagers verwijten de notaris in dit verband onder andere dat hij aan [naam 2] / [bedrijf 1] de verkoopopbrengst – voor zover gelegen boven het bedrag van € 127.407,65 – heeft uitbetaald en klagers zo de mogelijkheid van verhaal op bedoeld bedrag heeft ontnomen.
5.11.
De notaris heeft na de levering ten behoeve van klagers het bedrag van € 127.407,65 onder zich gehouden. Het hof is, evenals de kamer, van oordeel dat het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat de notaris is overgegaan tot uitbetaling van het niet beslagen deel van de verkoopopbrengst aan [naam 2] / [bedrijf 1] , aangezien het niet de taak van de notaris is om verhaalsmogelijkheden te conserveren ten behoeve of ten koste van de ene of de andere partij. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel 6: uitvoering vonnis tegengewerkt
5.12.
Klagers stellen dat de notaris niet naar behoren heeft meegewerkt aan de uitvoering van het vonnis van de voorzieningenrechter van 16 december 2020 (zie 3.13).
5.13.
De voorzieningenrechter heeft in voornoemd vonnis het volgende overwogen:

3.4. Dat [appellante 2] als lasthebber gevolmachtigd is om [appellante 1] als lastgever onmiddellijk te vertegenwoordigen, is gesteld noch gebleken, De voorzieningenrechter gaat er dus vanuit dat [appellante 2] optredend in eigen naam de vordering op [naam 2] heeft geïnd. Nadat het conservatoir beslag op de woning van [naam 2] , executoriaal was geworden, heeft [appellante 2] de op haar naam verkregen executoriale titel verder tenuitvoergelegd en is de woning verkocht. De netto-opbrengst is op de kwaliteitsrekening van de notaris gestort. De rechtspositie van [appellante 2] komt er kort gezegd op neer dat zij een aandeel heeft in het saldo van die kwaliteitsrekening. Volgens de hiervoor onder 2.3. genoemde e-mail van het notariskantoor van 30 oktober 2020 zou het relevante deel van de opbrengst dan ook door dat kantoor als beheerder van de kwaliteitsrekening aan [appellante 2] worden overgemaakt, conform afspraken daarover. Het aandeel in het saldo is een goed van [appellante 2] , waarop [naam 2] ten laste van [appellante 2] beslag kon leggen. Uit praktische overwegingen moet een dergelijk beslag onder de notaris worden gelegd. De conclusie is dat de beslagen doel hebben getroffen.
De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat het conservatoire beslag ten laste van klager 1/klager 2 wordt opgeheven onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld in de vorm van een bankgarantie.
5.14.
In een in eerste aanleg geciteerde mail heeft de notaris aan de advocaten van klager 1/klager 2 bericht dat als de bankgarantie door hem is ontvangen en [naam 2] daarmee akkoord is, het conservatoire beslag daarmee als opgeheven kan worden beschouwd en bevrijdend kan worden betaald aan klager 3. Op 30 december 2020 heeft klager 3 aan de notaris de bankgarantie toegezonden met het verzoek tot prompte betaling over te gaan. De notaris kreeg echter geen toestemming de bankgarantie aan [naam 2] / [bedrijf 1] te sturen om te (laten) beoordelen of de bankgarantie voldeed aan de voorwaarden zoals vermeld in de uitspraak van de voorzieningenrechter. De notaris heeft de advocaat van klagers geschreven niet te kunnen inzien waarom de bankgarantie niet kon worden voorgelegd aan [naam 2] / [bedrijf 1] en hem te kennen gegeven dat klager 1/klager 2 een nieuwe volmacht tot doorhaling van het beslag op de woning van [naam 2] zou moeten ondertekenen alvorens tot uitbetaling zou kunnen worden overgegaan. Klager 1/klager 2 heeft de machtiging niet ondertekend en bleef protesteren tegen het geven van inzage aan [naam 2] / [bedrijf 1] . Aangezien als gevolg daarvan de voorwaarden waaronder de bankgarantie was verleend, niet konden worden vervuld, is een patstelling bereikt, aldus de notaris.
5.15.
Het hof is van oordeel dat de handelwijze van de notaris, zoals hiervoor omschreven, zorgvuldig is geweest. De notaris kon pas uitvoering geven aan het vonnis van de voorzieningenrechter als hij beschikte over een deugdelijke bankgarantie. Dat de notaris dat heeft willen toetsen door contact op te nemen met alle daarbij betrokken partijen met de vraag of aan de voorwaarden van uitbetaling was voldaan, is – zeker gezien de achtergrond van de zaak en de verstandhouding tussen partijen – adequaat en constructief. Van tegenwerking van het vonnis door de notaris is geen sprake. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 7: partijdigheid en druk transport
5.16.
Uit de door partijen overgelegde correspondentie volgt dat de notaris duidelijk heeft gecommuniceerd en partijen over en weer de kans heeft gegeven op elkaar te reageren. Dat de notaris druk zou hebben uitgeoefend op het transport en geïnformeerd zou zijn geweest over de op handen zijnde beslagen is het hof op geen enkele wijze gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 8: derdenverklaringen
5.17.
Op grond van artikel 476a lid 1 Rv is de derde-beslagene zodra twee weken zijn verstreken na het leggen van het beslag, dan wel vier weken als de beslagene dit schriftelijk heeft verzocht, verplicht tot het doen van een verklaring van hetgeen door het beslag is getroffen, ook als hij meent dat het beslag geen doel treft. Een verkorting van de tweewekentermijn is mogelijk met instemming van de beslagene. De derde-beslagene en de beslagene kunnen altijd overeenkomen dat eerstgenoemde eerder verklaart, maar niet later dan na vier weken (MvT,
Kamerstukken II2018/2019, 35225, 3, p. 50).
5.18.
Klagers hebben hun stelling dat de notaris “de termijn van derdenverklaringen” niet is nagekomen op geen enkele wijze geconcretiseerd. Het hof zijn daarnaast geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan de notaris in dit verband een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Om die reden zal dit klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel 9: fouten verdoezelen en klagers gechanteerd
5.19.
De kamer heeft geoordeeld dat de standpunten en acties die de notaris in de zaak heeft ingenomen en ondernomen, voor zover deze op basis van de stukken als vaststaand zijn aan te merken, niet de conclusie rechtvaardigen dat de notaris, zoals klagers stellen, onzorgvuldig, partijdig of onrechtmatig dan wel anderszins in strijd met de tuchtrechtelijke betamelijkheid zou hebben gehandeld. Uit de over en weer overgelegde correspondentie volgt immers dat de notaris in het kader van de afwikkeling van de levering actief, voortvarend en op zorgvuldige wijze heeft geprobeerd een oplossing in het conflict tussen partijen te (helpen) bewerkstelligen. Bijvoorbeeld door klagers herhaaldelijk, ook in het stadium van de afwikkeling van de levering, in de gelegenheid te stellen een volmacht af te geven om (in voorkomend geval zo nodig) een beslag op te kunnen heffen. Daarbij en ook verder in de afwikkeling van de levering is niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbare bevoordeling van de ene partij boven de ander.
5.20.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer en maakt dit tot de zijne. De notaris heeft zorgvuldig gehandeld jegens alle bij deze zaak betrokken partijen. Van het verdoezelen van fouten of chanteren van klagers is niet gebleken. Dat betekent dat ook dit laatste klachtonderdeel ongegrond is.
Conclusie
5.21.
Het hoger beroep slaagt niet. Het hof verklaart alle klachtonderdelen, anders dan de kamer, ongegrond. Het hof zal de bestreden beslissing, inclusief de daarbij opgelegde kostenveroordeling, omwille van de leesbaarheid in zijn geheel vernietigen

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing,
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.R. Sturhoofd en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022 door de rolraadsheer.