ECLI:NL:GHAMS:2022:3570

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
200.313.311/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van een eerdere beschikking inzake kennelijke fout in rechtsoverweging

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 30 november 2022 een beschikking gegeven waarin een kennelijke fout in een eerdere beschikking van 23 november 2022 werd gecorrigeerd. De zaak betreft de stichting Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie SOBI, die optreedt voor zichzelf en als lasthebber van de verzoekers, en de stichting Stichting PME Pensioenfonds als verweerster. De Ondernemingskamer heeft de advocaten van partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het voornemen om een fout in de eerdere beschikking te verbeteren, maar heeft geen reacties ontvangen. De verbetering betreft een passage in rechtsoverweging 4.6 van de beschikking van 23 november 2022, waarin een belangrijke juridische bepaling over het verbindende karakter van richtlijnen in het kader van de Europese Unie werd gecorrigeerd. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de fout onder artikel 31 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering valt en heeft deze verbeterd. De verbeterde tekst is nu opgenomen in de minuut van de beschikking van 23 november 2022, met de datum van de verbetering vermeld als 30 november 2022. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.M. de Jongh.

Uitspraak

beschikking
__________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.313.311/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 30 november 2022
inzake
de stichting
STICHTING ONDERZOEK BEDRIJFS INFORMATIE SOBI,
gevestigd te Amsterdam,
optredend voor zichzelf en als lasthebber van:
[A], wonende te [....] ,
[B], wonende te [....] ,
[C], wonende te [....] ,
[D], wonende te [....] ,
[E], wonende te [....] ,
VERZOEKERS,
advocaat:
mr. J.C. Wouters, kantoorhoudende te Hilversum,
t e g e n
de stichting
STICHTING PME PENSIOENFONDS,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. E. Lutjens, kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
- Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie SOBI als SOBI;
- [A] als [A] ;
- [B] als [B] ;
- [C] als [C] ;
- [D] als [D] ;
- [E] als [E] ;
- verzoekers gezamenlijk als SOBI c.s.; en
- verweerster als PME.
1.
Het verloop van het geding
1.1 Voor het eerdere procesverloop verwijst de Ondernemingskamer naar de beschikking van 23 november 2022.
1.2 Bij e-mail van 28 november 2022 heeft de Ondernemingskamer de advocaten van partijen op de voet van artikel 31 Rv in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over haar voornemen een fout in de beschikking van 23 november 2022 te verbeteren.
1.3 De Ondernemingskamer heeft binnen de daartoe gestelde termijn geen reactie ontvangen.

2.De gronden van de beslissing

De Ondernemingskamer heeft geconstateerd dat in rechtsoverweging 4.6 van de beschikking van 23 november 2022 waarin, voor zover van belang, is vermeld
“Krachtens artikel 288, derde alinea Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (…)”, had moeten worden vermeld
“Krachtens artikel 288, derde alinea Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (…)”. Het voorgaande is aan te merken als een kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 lid 1 Rv die zich leent voor verbetering zoals eveneens in dat artikel bedoeld. De Ondernemingskamer zal die fout verbeteren en wel als volgt.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verbetert de in de onderhavige zaak op 23 november 2022 gewezen beschikking aldus dat de hiervoor onder 2 aangehaalde zin in rechtsoverweging 4.6 als volgt komt te luiden:
“Krachtens artikel 288, derde alinea Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bestaat het verbindende karakter van een richtlijn, dat de grondslag vormt voor de mogelijkheid om zich daarop te beroepen, immers slechts ten aanzien van “elke lidstaat waarvoor zij bestemd is”, aangezien de Europese Unie alleen bevoegd is om algemeen en abstract met onmiddellijke werking verplichtingen op te leggen aan particulieren wanneer haar de bevoegdheid is toegekend om verordeningen vast te stellen.”
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 30 november 2022 wordt vermeld op de minuut van de beschikking van 23 november 2022.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. A.J. Wolfs voorzitter en mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en prof. dr. mr. F. van der Wel RA en dr. M.J.R. Broekema RV, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Prins, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. J.M. de Jongh op 30 november 2022.