In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hem was tenlastegelegd dat hij zonder redelijk doel zich in de onmiddellijke omgeving van een gebouw had opgehouden. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van artikel 2:18 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Amsterdam, omdat het bestanddeel “een ander dan de bewoners of gebruikers van een gebouw” ontbrak. Hierdoor oordeelde het hof dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert.
De advocaat-generaal had gerekwireerd tot bewezenverklaring, maar het hof verwierp de verweren van de raadsman, die vrijspraak had bepleit op basis van de omstandigheden van de verdachte, die dakloos is. Het hof oordeelde dat de APV voldoende duidelijkheid biedt over de verboden gedragingen en dat de beperking van de bewegingsvrijheid van de verdachte gerechtvaardigd is ter handhaving van de openbare orde. Het hof concludeerde dat de verdachte zich zonder redelijk doel tegen een gebouw had opgehouden, maar dat dit niet strafbaar was, omdat de tenlastelegging niet voldeed aan de wettelijke vereisten.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke wetgeving en de bescherming van de rechten van individuen in de openbare ruimte.