ECLI:NL:GHAMS:2022:355

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
200.301.967/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogd in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, stelde dat haar gezag ten onrechte was beëindigd. De rechtbank had geoordeeld dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig werd bedreigd en dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen. De moeder betoogde dat zij in staat was om voor [minderjarige] te zorgen en dat de beëindiging van haar gezag de hechting tussen hen zou verstoren.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. [minderjarige] is sinds 10 december 2019 geplaatst in een gezinshuis en heeft sindsdien vooruitgang geboekt in zijn ontwikkeling. De moeder heeft in het verleden een belast verleden gehad en heeft naast [minderjarige] nog vijf andere kinderen die ook niet meer thuis wonen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet meer betrokken is bij het leven van [minderjarige] en dat het in zijn belang is dat de huidige gezagssituatie wordt bekrachtigd. Het hof heeft de wens van [minderjarige] om de GI als voogd te behouden zwaar laten wegen, gezien zijn kwetsbare situatie.

De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de moeder af te wijzen. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de Raad voor de Kinderbescherming te veroordelen in de kosten van de procedure, zoals door de moeder was verzocht. Deze uitspraak benadrukt het belang van de stabiliteit en de ontwikkeling van de minderjarige in een veilige omgeving.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.301.967/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/316583 / FA RK 21-2497
Beschikking van de meervoudige kamer van 8 februari 2021 inzake
[de moeder]
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.K. de Blieck-Willemsen te Vaassen,
en
Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: Haarlem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als (overige) belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [minderjarige] (verder te noemen: [minderjarige] ), geboren op [datum] 2004 te [geboorteplaats] ;
- [de vader] (verder te noemen: de vader);
- de gecertificeerde instelling de stichting William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (verder te noemen: de GI).
Als informant is aangemerkt:
- mevrouw [X] van het Gezinshuis Parlan te Alkmaar (verder te noemen: [X] ).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie: Alkmaar) (hierna: de rechtbank) van 27 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 27 oktober 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 27 juli 2021.
2.2
De raad heeft op 24 december 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 12 december 2021 met bijlage (productie 8), ingekomen op 14 december 2021;
- een e-mailbericht van [X] van 13 januari 2022 dat zij niet ter zitting zal verschijnen;
- een brief van de GI van 21 december 2021, per e-mail bij het hof ingekomen op 13 februari 2022.
2.4
De voorzitter heeft op 17 januari 2022 voorafgaand aan de mondelinge behandeling met [minderjarige] gesproken.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 17 januari 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de moeder;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw J. Ibrahim;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De moeder en [X] zijn, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader (verder gezamenlijk te noemen: de ouders) is - voor zover hier van belang - [minderjarige] geboren.
De ouders oefenden tot aan de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] verblijft sinds 10 december 2019 in een perspectiefbiedend gezinshuis van Parlan. Er is sinds 2019 geen contact meer geweest tussen [minderjarige] en de moeder. De ouders hebben, naast [minderjarige] , samen nog twee minderjarige kinderen en de moeder heeft uit twee andere relaties nog drie minderjarige kinderen. De kinderen zijn allen met een machtiging van de kinderrechter (bij de moeder) uithuisgeplaatst.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank van 12 september 2019 is [minderjarige] (voorlopig) onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is bekrachtigd en bij beschikking van de kinderrechter van 23 september 2019 uitgesproken voor de duur van één jaar tot 23 september 2020. Deze ondertoezichtstelling is nadien eenmaal verlengd, tot 23 september 2021.
Op 4 september 2019 is [minderjarige] vrijwillig in een crisisgezin geplaatst. Op 12 september 2019 is daartoe door de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend. Bij beschikking van de kinderrechter van 23 september 2019 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een crisispleeggezin voor de duur van drie maanden verleend.
Bij beschikking van de kinderrechter van 28 november 2019 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, een gezinshuis of een accomo-
datie jeugdhulpaanbieder voor pleegzorg verleend tot uiterlijk 23 september 2020. Deze machtiging tot uithuisplaatsing is nadien verlengd.
3.3
[minderjarige] verblijft vanaf 10 december 2019 in het huidige, perspectiefbiedende, gezinshuis. Momenteel wordt gekeken naar de mogelijkheden voor een begeleid kamertraject van het Leger des Heils voor [minderjarige] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het ouderlijk gezag van de ouders over [minderjarige] beëindigd en is de GI benoemd tot voogd over [minderjarige] .
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het inleidend verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] af te wijzen. Ook verzoekt zij de raad in de proceskosten bij de rechtbank en het hof te veroordelen.
4.3
De raad verzoekt het hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren dan wel haar verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:266 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
5.2
De moeder stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte haar gezag heeft beëindigd. Zij vindt de maatregel overbodig omdat [minderjarige] al bijna achttien jaar is. De moeder is in staat om voor [minderjarige] te zorgen. Zij belemmert hem niet in zijn doen of laten en kan zaken rondom hem regelen. Beëindiging van haar ouderlijk gezag verstoort de hechting tussen haar en [minderjarige] . De moeder wordt door de GI niet meer betrokken bij [minderjarige] . Door de omgang op een zeer lage frequentie te hebben gehouden en deze niet voldoende te hebben gewaarborgd of gestimuleerd, heeft de GI ervoor gezorgd dat de band tussen de moeder en [minderjarige] nog meer is beschadigd. De moeder staat achter de uithuisplaatsing van [minderjarige] , maar wil wel betrokken blijven bij hem en de belangrijke beslissingen voor hem blijven nemen.
5.3
De raad is van mening dat de rechtbank het gezag van de moeder terecht heeft beëindigd. De moeder is niet meer in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor hem aanvaardbaar te achten termijn te dragen. [minderjarige] is thuis blootgesteld aan fysieke en emotionele mishandeling en het heeft hem ontbroken aan stabiliteit en basiszorg. Toen [minderjarige] in het gezinshuis kwam, waren er veel zorgen over zijn ontwikkeling. Het gaat nu een stuk beter met hem en hij heeft de rust om zich te ontwikkelen. Ook is er weer voorzichtig contact met zijn vader. Door [minderjarige] de schuld te geven van wat er allemaal is gebeurd, heeft de moeder laten zien onvoldoende inzicht te hebben in de situatie en in haar eigen handelen, hetgeen [minderjarige] (heeft) belast. [minderjarige] heeft behoefte aan duidelijkheid.
5.4
De GI heeft naar voren gebracht dat [minderjarige] bij de GI verklaart dat de moeder een plek heeft in zijn hart, maar dat het hoger beroep veel losmaakt bij hem en de rust die hij net kreeg,
verstoort. Het klopt dat momenteel wordt bekeken of [minderjarige] in aanmerking komt voor een begeleid kamertraject van het Leger des Heils, maar volgens de GI is dat nog niet rond. [minderjarige] kan in principe in het gezinshuis blijven wonen.
5.5
De vader heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij werkt als internationaal buschauffeur. [minderjarige] verblijft één keer per maand een weekend bij hem en zijn nieuwe partner. De vader ziet dat het de laatste jaren beter gaat met [minderjarige] . Hij ziet een vrolijke jongen die goed aan de weg timmert.
5.6
Het hof overweegt als volgt.
[minderjarige] is opgegroeid in een onrustige en onveilige thuissituatie waarin hij werd blootgesteld aan spanningen en huiselijk geweld. Het heeft hem ontbroken aan stabiliteit en basiszorg. Er is veel hulpverlening ingezet, onder meer door Veilig Thuis, Brijder en Evean, maar dit heeft helaas niet tot het gewenste resultaat geleid. In september 2019 is [minderjarige] uit huis geplaatst, aanvankelijk vrijwillig maar vervolgens met een machtiging tot uithuisplaatsing. Het gaat sinds zijn plaatsing in het gezinshuis beter met [minderjarige] en hij heeft nu de rust om zich te ontwikkelen. Hij volgt een opleiding, werkt daarnaast als coach bij een voetbalclub en heeft wekelijks contact met zijn persoonlijk begeleider, zo volgt uit het gesprek dat de voorzitter voorafgaand aan de mondelinge behandeling met [minderjarige] heeft gehad. De moeder heeft een belast verleden en heeft naast [minderjarige] vijf andere kinderen die ook niet meer thuis wonen. In het gesprek met de voorzitter heeft [minderjarige] verder naar voren gebracht dat hij graag wil dat de GI de voogdij houdt over hem. Het lijkt hem niet verstandig als zijn moeder nu het gezag terug zou krijgen, omdat zij volgens hem niet bij machte is om het gezag uit te oefenen. [minderjarige] heeft de hoop en verwachting dat het contact tussen zijn moeder en hem in de toekomst hersteld kan worden, maar is op dit moment nog bang om teveel met het verleden geconfronteerd te worden.
[minderjarige] zal op [datum] 2022 meerderjarig worden. Het verzoek van de moeder heeft dus betrekking op een zeer beperkte periode. De toetsing in hoger beroep is voor haar met name van belang om tot uitdrukking te brengen dat zij voor haar kinderen blijft vechten.
De situatie zoals weergegeven in de bestreden beschikking is momenteel nog onveranderd. [minderjarige] is erg kwetsbaar als gevolg van zijn belaste voorgeschiedenis en hij is op dit moment nog niet toe aan contactherstel. De moeder is al een aantal jaren niet meer betrokken bij zijn dagelijkse leven. Zij is dus de laatste jaren niet in staat geweest om op basis van actuele contacten in samenspraak met [minderjarige] te beslissen over belangrijke zorg- en opvoedingskwesties. Het is voor [minderjarige] in die situatie van belang (geweest) dat de benodigde toestemming voor school en de verdere voorbereiding van zijn leefsituatie na meerderjarigheid in samenspraak met hem en voortvarend ter hand genomen werd en wordt. De gezagsbeëindiging was noodzakelijk om [minderjarige] in de laatste fase van zijn minderjarigheid te ondersteunen en te begeleiden.
Het is in het belang van [minderjarige] dat de huidige gezagssituatie bekrachtigd zal worden en dat hij ervan uit kan gaan dat geen wijziging meer plaatsvindt. Dit heeft ook de uitdrukkelijke voorkeur van [minderjarige] zelf en het hof is van oordeel dat, gezien zijn leeftijd, zwaarwegende betekenis toekomt aan die wens en dat het belang van de moeder om langs de weg van ouderlijk gezag nog een verbinding met [minderjarige] te houden daar niet tegenop weegt. Het hof acht het van groot belang dat [minderjarige] ervan uit kan gaan dat de te nemen beslissingen die in zijn belang noodzakelijk zijn - ook al gaat het hier om een nog een zeer beperkte periode – daadwerkelijk genomen kunnen worden. Het hof zal het verzoek van de moeder dan ook afwijzen en de (in zoverre) bestreden beschikking bekrachtigen.
5.7
Het hof ziet gelet op de uitkomst van de procedure geen aanleiding de raad te veroordelen in de kosten van de procedure, zoals door de moeder is verzocht.
5.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland (locatie: Alkmaar), afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F.G.H. Beckers, G.W. Brands-Bottema en M. Fiege, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 8 februari 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.