ECLI:NL:GHAMS:2022:355
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogd in het belang van de minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, stelde dat haar gezag ten onrechte was beëindigd. De rechtbank had geoordeeld dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig werd bedreigd en dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen. De moeder betoogde dat zij in staat was om voor [minderjarige] te zorgen en dat de beëindiging van haar gezag de hechting tussen hen zou verstoren.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. [minderjarige] is sinds 10 december 2019 geplaatst in een gezinshuis en heeft sindsdien vooruitgang geboekt in zijn ontwikkeling. De moeder heeft in het verleden een belast verleden gehad en heeft naast [minderjarige] nog vijf andere kinderen die ook niet meer thuis wonen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet meer betrokken is bij het leven van [minderjarige] en dat het in zijn belang is dat de huidige gezagssituatie wordt bekrachtigd. Het hof heeft de wens van [minderjarige] om de GI als voogd te behouden zwaar laten wegen, gezien zijn kwetsbare situatie.
De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de moeder af te wijzen. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de Raad voor de Kinderbescherming te veroordelen in de kosten van de procedure, zoals door de moeder was verzocht. Deze uitspraak benadrukt het belang van de stabiliteit en de ontwikkeling van de minderjarige in een veilige omgeving.