ECLI:NL:GHAMS:2022:3548

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
23-000494-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het niet tonen van identiteitsbewijs op eerste vordering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het niet tonen van een identiteitsbewijs op eerste vordering, gepleegd op 19 december 2017 te Amsterdam. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De raadsman van de verdachte pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat niet duidelijk was op welke wijze de verdachte had geweigerd zijn identiteitsbewijs te tonen, aangezien zijn identiteit was vastgesteld aan de hand van zijn paspoort.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, omdat de feitelijke gang van zaken onvoldoende concreet was beschreven om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof oordeelde dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was, en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging. De beslissing van het hof is genomen na het onderzoek ter terechtzitting op 29 november 2022, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het arrest is uitgesproken op een openbare zitting, waarbij de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam aanwezig was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000494-20
datum uitspraak: 13 december 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 96-008269-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Ter Apel, te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 november 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 19 december 2017, te Amsterdam, niet (op eerste vordering) heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht en/of het Wetboek van Strafvordering en/of het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

Vrijspraak

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken, nu niet blijkt op welke wijze de verdachte heeft geweigerd om op eerste vordering zijn identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. Dit terwijl zijn identiteit blijkens het proces-verbaal is vastgesteld aan de hand van zijn paspoort.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. In het proces-verbaal staat enkel dat – naar aanleiding van een verdenking van doelloos ophouden – de verdachte is gevorderd een geldig identiteitsbewijs te overhandigen, dat verdachte dit niet kon of wilde overhandigen en dat na onderzoek de identiteit van de verdachte is vastgesteld aan de hand van zijn paspoort. De feitelijke gang van zaken is, mede gelet op hetgeen door de raadsman hieromtrent naar voren is gebracht, onvoldoende concreet beschreven om tot een bewezenverklaring te komen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M.L.M. van der Voet en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 december 2022.