ECLI:NL:GHAMS:2022:3548
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor het niet tonen van identiteitsbewijs op eerste vordering
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het niet tonen van een identiteitsbewijs op eerste vordering, gepleegd op 19 december 2017 te Amsterdam. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De raadsman van de verdachte pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat niet duidelijk was op welke wijze de verdachte had geweigerd zijn identiteitsbewijs te tonen, aangezien zijn identiteit was vastgesteld aan de hand van zijn paspoort.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, omdat de feitelijke gang van zaken onvoldoende concreet was beschreven om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof oordeelde dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was, en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging. De beslissing van het hof is genomen na het onderzoek ter terechtzitting op 29 november 2022, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het arrest is uitgesproken op een openbare zitting, waarbij de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam aanwezig was.