ECLI:NL:GHAMS:2022:3545
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2020. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarbij hij bij verstek was veroordeeld. De mededeling van de uitspraak van het vonnis was op 11 maart 2020 aan de verdachte in persoon betekend. De verdachte heeft echter pas op 17 april 2020 hoger beroep ingesteld, wat buiten de wettelijk voorgeschreven termijn van veertien dagen viel, zoals bepaald in artikel 408, eerste lid onder c, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen verontschuldigbare termijnoverschrijding was en dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep. De advocaat-generaal had ook verzocht om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep, en de raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar was, waardoor de verdachte niet in zijn hoger beroep kon worden ontvangen.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken tijdens de zitting op 13 december 2022.