3.3.De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in het principaal hoger beroep, althans zijn verzoeken af te wijzen.
Zij verzoekt in incidenteel hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre,
I. voorwaardelijk, voor zover het hof van oordeel is dat de gemeenschap van goederen nog niet is verdeeld, alsnog de verdeling vast te stellen, door te bepalen dat:
- de woning wordt verkocht en te bepalen dat de netto-opbrengst tussen partijen bij helfte wordt verdeeld;
- de aandelen van de vrouw voor een bedrag van € 12.300,- aan haar worden toegedeeld met de bepaling dat de vrouw de helft van deze waarde aan de man dient te voldoen;
- te bepalen dat de sieraden van de man aan hem worden toegedeeld tegen een waarde van € 12.000,-, met de bepaling dat de man aan de vrouw € 6.000,- voldoet;
- te bepalen dat de sieraden van de vrouw – behoudens de twee diamanten oorbellen – aan de vrouw worden toegedeeld, tegen een waarde van € 6.876,-, met de bepaling dat de vrouw aan de man € 3.438,- voldoet;
- te bepalen dat de diamanten oorbellen van de vrouw worden verkocht en dat de opbrengst bij helfte wordt verdeeld, danwel te bepalen dat deze aan de man worden toegedeeld tegen een waarde van € 5.800,-, met de bepaling dat de man aan de vrouw een bedrag van € 2.900,- voldoet;
- te bepalen dat de banksaldi, althans de bankrekeningen van de man aan hem worden toegedeeld voor € 7.662,- en de banksaldi, althans de bankrekeningen van de vrouw aan haar worden toegedeeld voor € 7.662,-, met de bepaling dat door verrekening de onderlinge waardes zijn verdeeld;
- te bepalen dat de auto van de vrouw aan haar wordt toegedeeld tegen een waarde van € 17.000,-, met de bepaling dat de helft van deze waarde reeds aan de man is voldaan;
- te bepalen dat de auto’s van de man en zijn motor aan hem worden toegedeeld voor een waarde van € 12.000,-, met de bepaling dat de man aan de vrouw een bedrag betaalt van € 6.000,-;
- te bepalen dat de inboedel en het gereedschap aan de man worden toegedeeld voor een waarde van € 10.000,-, met de bepaling dat de man aan de vrouw een bedrag van € 5.000,- betaalt;
II. alsmede de man te veroordelen aan de vrouw de helft van de door hem ontvangen huuropbrengsten na de peildatum, zijnde een bedrag van € 3.850,- aan de vrouw te voldoen indien en voor zover wordt geoordeeld dat dit bedrag niet met de verdeling van de vrouw is of mocht worden verrekend;
En voorts onvoorwaardelijk:
III. de man te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 485,50 per maand aan de vrouw met ingang van 1 april 2021;
IV. de man te veroordelen om mee te werken aan de verkoop van de woning door in te stemmen met een nader door de vrouw uit te kiezen makelaar, alle voor verkoop en levering van de woning benodigde stukken op eerste verzoek van de vrouw c.q. de makelaar te ondertekenen en de adviezen van de makelaar, waaronder ten aanzien van bezichtigingen, biedingen en de inrichting c.q. het opruimen van de woning op te volgen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of dagdeel dat de man hiermee in gebreke blijft.